26
• Bij gelijktijdig gebruik van het apparaat als afzuigkap en
stookplaatsen mag in de ruimte waar de stookplaats zich bevindt de
onderdruk niet groter dan 4PA (4x10
-5
bar) zijn.
• De afgewerkte lucht mag niet in een kanaal dat bestemd is voor de
afvoer van rook-/verbrandingsgassen of een schacht die dient voor de
ontluchting van ruimten met stookplaatsen geleid worden.
• Voor het afvoeren van de afgewerkte lucht moeten de plaatselijke
voorschriften in acht genomen worden.
• Bij gebruik als afzuigkap moet gezorgd worden voor een voldoende
grote toevoeropening, die ongeveer even groot als de afvoeropening
moet zijn.
• Op grond van landelijke bouwvoorschriften gelden voor het
gemeenschappelijk gebruik van afzuigkappen en toestellen die zijn
aangesloten op een verbrandingsgaskanaal/schoorsteen, zoals kolen
- of oliekachels en gasovens in dezelfde ruimte, bepaalde
beperkingen.
• Het gemeenschappelijke, ongevaarlijke gebruik van
schoorsteengebonden toestellen en afzuigkappen is alleen
gewaarborgd, als ruimte en/of woning door een geschikte
toevoeropening van ca. 500-600 cm
2
van buiten geventileerd zijn,
waardoor bij lopende afzuigkap een onderdruk vermeden wordt.
• Omdat in ruimten zonder rookkanaalafvoer de regel geldt
“toevoeropening even groot als afvoeropening” kan door de grotere
opening van 500-600 cm
2
de werking van de afvoerinrichting nadelig
beïnvloed worden.
• Het gebruik van het apparaat als recirculatiekap is onder de
genoemde omstandigheden zonder gevaar en valt niet onder
bovengenoemde voorschriften.
• Het apparaat functioneert als afzuigkap alleen optimaal als u het
volgende in acht neemt:
- korte, rechte afvoerverbindingen
- zo min mogelijk bochten in de buis
- buizen niet met scherpe hoeken maar met flauwe bochten laten
verlopen
- zo groot mogelijke buisdiameter (bij voorkeur dezelfde diameter
als de afvoeropening).
• Als u deze basisregels niet in acht neemt, moet u rekening houden
met aanzienlijk vermogensverlies en verhoogd bedrijfsgeluid.