8.1 Wat te doen in de volgende gevallen...
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
U kunt het apparaat niet activeren.
Het apparaat is niet aangesloten op
een stroomvoorziening of het is ver‐
keerd aangesloten.
Controleer of het apparaat goed is
aangesloten op het lichtnet.
U kunt het apparaat niet activeren.
De zekering is doorgeslagen.
Ga na of de zekering de oorzaak
van de storing is. Als de zekeringen
keer op keer doorslaan, neemt u
contact op met een erkende installa‐
teur.
U kunt de schuif niet openen en het
paneel knippert rood en wit.
Het glas in het apparaat wordt geo‐
pend.
Sluit het glas. Raadpleeg "Het glas
sluiten" in het hoofdstuk "Voor het
eerste gebruik".
Het lampje brandt niet.
Het lampje is stuk.
Vervang het lampje. Zie het hoofd‐
stuk “Onderhoud en reiniging”.
Het apparaat absorbeert niet ge‐
noeg dampen.
De motorsnelheid is niet voldoende
voor de optredende dampen.
Wijzig de snelheid van de motor.
Het controlelampje van het filter‐
alarm
brandt.
Het filteralarm is ingeschakeld. De
vetfilter moet worden schoonge‐
maakt of de koolfilter moet worden
vervangen of gereinigd.
Raadpleeg in het hoofdstuk "Dage‐
lijks gebruik" het gedeelte over "Fil‐
termelding".
9. MILIEUBESCHERMING
Recycleer de materialen met het symbool .
Gooi de verpakking in een geschikte
afvalcontainer om het te recycleren.
Bescherm het milieu en de volksgezondheid
en recycleer op een correcte manier het afval
van elektrische en elektronische apparaten.
Gooi apparaten gemarkeerd met het symbool
niet weg met het huishoudelijk afval.
Breng het product naar het milieustation bij u
in de buurt of neem contact op met de
gemeente.
54