52
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
52
Accu correct bewaren!
Voor uw veiligheid
Volg onvoorwaardelijk de
“Veiligheidsaanwijzingen
voor de omgang met het oplaadapparaat en de
accu"
op in hethoofdstuk
"Belangrijke veiligheids-
aanwijzingen"
.
Opgelet, apparaatbescherming!
Een lege accu
mag niet leeg worden opgeslagen. De ontlading is
weliswaar gering maar bij een langdurige opslag
kan een lege accu stuk gaan. Volg daarom de vol-
gende aanwijzingen voor langdurig niet-gebruik
(bijv. in de wintermaanden):
– accu wegzetten met een laadstatus van ca. 40 -
60 %.
– accu op een droge, hooggelegen, gesloten,
vorstvrije plaats wegzetten met een tempera-
tuur tussen de 0 °C en + 45 °C. Bij een opslag-
temperatuur van +15 °C is de ontlading en che-
mische veroudering het minst. Vermijd directe
zonnestraling.
– wordt de accu langer dan 6 maanden niet
gebruikt, laad de accu dan gedurende 2 uur op
tot ca. 40 - 60 % capaciteit.
Zo maait u goed
Voor uw veiligheid
Volg onvoorwaardelijk de
“Algemene veiligheids-
aanwijzingen" op en de "Veiligheidsaanwijzingen
voor de bediening van het apparaat"
van hoofdstuk
"Belangrijke veiligheidsaanwijzingen"
.
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Opgelet, apparaatbescherming!
– Wordt het maaimes door een vreemd voorwerp
geblokkeerd of de motor wordt overbelast dan
schakelt de elektronica het apparaat uit en
gaat de rode LED aan. Laat de veiligheids-
inschakelingshendel
2
los. Indien vereist, het
vreemde voorwerp verwijderen.
– Zet de motor uit zodra u op een vreemd voor-
werp stuitt. Voordat u het apparaat opnieuw
opstart en gaat gebruiken, dient u het apparaat
op beschadigingen te controleren. Begint het
apparaat buitengewoon sterk te vibreren, dan
is een onmiddellijke controle nodig, eventueel
door de klantenservice van de fabrikant.
– Reinig regelmatig de onderkant van de appa-
raatbehuizing en het uitwerpkanaal. Grasafzet-
tingen verwijderen, vooral in het rotatiebereik
van het maaimes. Grasafzettingen verzwaren
het startproces, beïnvloeden de maaikwaliteit
en het uitwerpen van gras.
Maai alleen met scherpe en in perfecte toestand ver-
kerende maaimessen, zodat grassprieten niet uitraf-
elen en het gras geel wordt.
Bij aanvang van de grasmaaiperiode en bij nieuw
aangelegde gazons dient u aanvankelijk een relatief
hoge maaihoogte te kiezen en bij de volgende maai-
processen geleidelijk te verlagen. Om een goed ver-
zorgd gazon te onderhouden dient aan het einde van
het maaien de maaihoogte op ca. 3 cm te worden
ingesteld, aangezien de sprieten aan de onderkant
wit verkleurd zijn en bij een te lage maaihoogte het
gazon geen frisse groene indruk geeft. De sprieten
drogen vooral in de zomer snel uit.
Maai het gazon bij voorkeur elke week. De groei gaat
bij het vaak maaien van het gras in de kort gemaaide
sprieten en maakt ze sterk. Maai het gras altijd in een
enigszins droge staat.
Wanneer u het gazon in trap 1 maait (deze stand is
uitsluitend voor siergras en vooral voor zeer even
oppervlakken geschikt), dient u na het maaien het
gazon goed te besproeien, aangezien anders het
gazon uitdroogt en geel wordt.
Om een mooi maaibeeld te behalen, duwt u het
apparaat in rechte lijnen en in looptempo. Daarbij
moeten de maailijnen elkaar altijd enkele centime-
ters overlappen, zodat er geen strepen ontstaan.
Maaien op hellingen en bermen
Let op, verwondingsgevaar door maaien op
hellingen en bermen!
Men dient bij het maaien
op hellingen en bermen uiterst voorzichtig te zijn,
aangezien bij onachtzaamheid het apparaat
onder omstandigheden kan kantelen en u zich
ernstig kan verwonden. Volg daarom de volgende
veiligheidsaanwijzingen op:
– Let op een veilige stand en maai altijd dwars op de
helling.
– Duw het apparaat uitsluitend in looptempo.
– Het wegglijden van het apparaat wordt door een lich-
te schuine maaistand naar boven verhinderd.
– Maai het gras nooit op te steile hellingen.
–
Struikelgevaar!
Wees uiterst voorzichtig bij achter-
waartse bewegingen en bij het trekken van het appa-
raat.
max. 45 °C