46
NEDERLANDS
NL
• Start de motor voorzichtig volgens de instruc-
ties in deze handleiding. Zorg dat lichaamsde-
len niet in contact met de rotors komen.
• Start de motor nooit in een afgesloten ruimte.
De koolmonoxide in de uitlaatgassen van de
motor is giftig en kan de dood tot gevolg heb-
ben.
• Draag nauwsluitende kleding en stevige schoe-
nen die de voeten helemaal bedekken.
• Bij het rijden op hellingen mag de tank slechts
voor de helft gevuld zijn. Anders kan er benzine
uit lekken.
• Schakel de motor in de volgende gevallen uit:
• Als u de machine onbewaakt achterlaat.
• Voordat u gaat tanken.
• Zorg altijd voor een goed steunpunt voor de vo-
eten, speciaal op hellingen.
• Controleer of niemand zich voor of naast de
machine bevindt als u de bladen start. Houd het
stuur stevig vast. De machine komt omhoog als
u de rotors start. Wees vooral voorzichtig bij het
achteruitrijden.
• Houd tijdens de werkzaamheden altijd een vei-
lige afstand tot de rotors aan. Door het stuur op
de beoogde manier vast te houden, voldoet u
aan deze veilige afstand.
• Bij werkzaamheden op hellingen moet iedereen
op een afstand van 20 m van de machine blij-
ven. De gebruiker moet het stuur voortdurend
met beide handen stevig vasthouden.
• Let bij werkzaamheden in een steenachtige of
harde grond nog beter op. De machine is dan
namelijk onstabieler.
• Raak de motor tijdens of na het rijden nooit aan.
Kans op brandwonden!
2.4 NA HET RIJDEN
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine
opslaat. Kans op brand!
• Verwijder vuil en vreemde materialen voordat u
de machine opslaat. Houd het gebied rondom de
benzinetank en de geluidsdemper schoon van
bladeren, olie, benzine of andere vreemde ma-
terialen. Kans op brand!
• Als u de benzinetank wilt legen, doe dat dan
buitenshuis en als de motor koud is. Kans op
brand!
• Bewaar de machine op een droge plaats. Sla de
machine niet met brandstof in de tank op in ru-
imtes waar vuur, vonken of sterke warmtebron-
nen voorkomen.
2.5 ONDERHOUD
• Voer regelmatig onderhoud uit. Zorg ervoor dat
alle schroeven en moeren altijd vastgedraaid zi-
jn.
• Gebruik altijd goede, originele reserveonderde-
len. U mag reserveonderdelen niet repareren.
Bij gebreken moet u ze vervangen. Inferieure
reserveonderdelen kunnen letsel veroorzaken.
Als de geluidsdemper beschadigd raakt, moet u
deze vervangen.
• In de volgende gevallen moet u eerst de motor
uitschakelen en vervolgens de bougiekabel
loskoppelen:
Als de rotors moeten worden afgesteld.
Als de machine moet worden gereinigd of
gerepareerd.
Bij de controle na een botsing met vaste, harde
voorwerpen. Voer de noodzakelijke reparaties
uit
voordat u met de werkzaamheden doorgaat.
Als de machine abnormaal begint te trillen.
Voer de
noodzakelijke reparaties uit voordat u met de
werkzaamheden doorgaat.
• Draag veiligheidshandschoenen bij werkzaam-
heden aan de rotors.
3 MONTAGE
3.1 Handgreep
Bevestig de handgreep als volgt:
1. Steek de twee helften (2:B) van de handgreep
door de openingen in de houder (2:P).
2. Plaats de schroeven (2:R) met hun ringen in de
helften van de handgreep en draai ze in het
verlengstuk (2:Q).
3. Zet de schroeven vast (2:O en 2:R).
3.2 Steunwiel
Installeer het steunwiel (3:H) en wielframe met de
vleugelmoer (3:S).
3.3 Dieptepen
Plaats de dieptepen (4:L) en zet deze vast met de
borgpen (4:T) in het gat in het midden.