NEDERLANDS
198
2. (Zes) led-indicatielampjes van de actieve functie; elke led signaleert de activering van de toets waarbij hij zich
bevindt.
3. Rode indicatieled ( ), voor alarmsignaleringen (fault).
4. Witte indicatieled ( ), brandt om te signaleren dat er elektrische spanning op de kaart staat; als hij knippert is
er spanning, maar is de pomp niet geactiveerd (zie de toets “
RUN/STOP
” verderop).
5. Groene indicatieled ( ), signalering dat de pomp in bedrijf is.
6. (Vier) toetsen “
SET 1-4
” voor handbediende inschakeling, om direct een van de vooringestelde opbrengsten
of snelheden (setpoint) te selecteren (of deselecteren).
In de tabel van hoofdstuk 7 worden de fabriekswaarden vermeld van de setpoints die gekoppeld zijn aan
de toetsen “SET1” tot en met “SET4”. Deze waarden zijn geschikt voor de meeste installaties, maar
kunnen desgewenst eenvoudig worden gewijzigd (zie 5.2).
7. Activeringstoets van de modus “
QuickClean
”, voor een snelle reiniging of snelle recirculatie met hoog debiet.
8. Activeringstoets van de modus “
Auto
”, voor activering van de automatische pompbediening (met tijdklok
(“
Timers”)
of bediening door externe signalen (“
EXT”
)).
9. Navigatie- en ingangstoetsen in de menu’s:
•
met de middelste toets “
ENTER”
, d.w.z. “
Ingang
” kunnen menu’s worden geopend en krijgt u toegang
tot de geselecteerde menu-items;
•
met de “
pijltoetsen”
kunt u zich verplaatsen over het scherm of in het actieve menu, en zich
positioneren op een van de menu-items; bovendien kunnen ze worden gebruikt om de waarde van
het geselecteerde menu-item te veranderen.
10. Toets “
OK”
, voor bevestiging en afsluiting (met opslag van de aangebrachte wijzigingen).
11. Toets “
ESC”,
d.w.z. “
uitgang
”, voor annulering van eventuele wijzigingen en afsluiting (zonder opslag).
12. Toets “
Reset
”, voor annulering van de alarmen (
faults
) die eventueel actief zijn.
13. Toets “
RUN/STOP
”, d.w.z. “
start/stop
”, om de besturing van de pomp te activeren of te deactiveren; de
actieve pomptoestand wordt gesignaleerd doordat de witte led permanent brandt . Hij knippert daarentegen
als de pompbesturing uitgeschakeld is.
Als de pomp gestart is (groene led brandt), stopt de pomp door op “RUN/STOP” te drukken, ongeacht
de bedrijfsconditie, zowel bij handbediening als automatisch bedrijf.
De toets “RUN/STOP” is geen directe opdracht om te starten, maar alleen een vrijgave: door deze toets
in te drukken bij stilstaande pomp (groene led uit), schakelt de pomp alleen in als er een modus actief
is waarin inschakeling op dit moment mogelijk is.
In GESTOPTE conditie, wanneer de witte led knippert, kan de pomp nooit starten zolang “RUN/STOP”
niet is ingedrukt.
Enige uitzonderingen:
-de functie “Antifreeze” kan de pomp ook inschakelen in GESTOPTE toestand, om breuk door vorst te
voorkomen (zie paragraaf 5.6);
- de functie “Antilock” kan ook in GESTOPTE toestand de pomp kort starten, om een mechanische
blokkering van de rotor na langdurige inactiviteit te voorkomen (paragraaf 5.6).
Het toetsenbord kan worden geblokkeerd met een toegangscode (
“Password”
); op die manier kan de toegang tot
functies worden beperkt en kunnen ongewenste ingrepen worden verhinderd. Zie paragraaf 5.1.
4.3 Begeleide configuratie (WIZARD)
Bij de eerste inschakeling suggereert het apparaat om de configuratie eenvoudiger uit te voeren met behulp van de
WIZARD, die de gebruiker begeleidt bij een gemakkelijke, snelle instelling van de belangrijkste parameters.
Het uitvoeren van de WIZARD is noodzakelijk: in de aanvankelijke toestand bevat het systeem de
fabrieksconfiguratie, en de taal en de meeteenheden zijn mogelijk niet geschikt voor uw land. Verder
geeft de klok een willekeurige tijd aan en kunnen de parameters ongeschikt zijn voor uw systeem.
Als u al deze parameters naderhand snel wilt nazien, kunt u de WIZARD opnieuw oproepen via een
menu-item (paragraaf 5.1).
De WIZARD presenteert achtereenvolgens de volgende pagina’s:
1. Taalkeuze.
2. Keuze tijdnotatie (
24 uur
of
am/pm
).
3. Instelling van de huidige tijd.
4. Instelling van de huidige datum.
5. Keuze van de meeteenheid van de opvoerhoogte.
6. Keuze van de meeteenheid van het debiet.