49
Ne
de
rla
nd
s
11. Foutendiagnose
Bij een correcte bedrading en aansluiting van de voedingsspanning mag enkel de
groene
LED
branden. Wanneer ��n van de
rode
LED's oplicht, zit er in het systeem een fout, die met behulp
van de LED's kan worden opgespoord.
LED
Fout
Verhelping van de fout
LED's branden
niet
Voedingsspanning ontbreekt, te laag of
fout aangesloten
Aansluitingen en voedingsspanning controleren:
‑
24 V AC/DC op klemmen
8 9
Tolerantiebereik: ±10 %
enkele rode LED
brandt
Contactlijst(en) niet aangesloten, fout
aangesloten of defect
‑
Aansluitingen van de betreffende contactlijst
controleren (beschadigde toevoerleidingen,
brokkelige toevoerleidingen etc.)
‑
Veiligheidscontactlijst(en) controleren*
Een contactlijst‑aansluiting wordt niet
gebruikt
Niet gebruikte contactlijst‑aansluitingen permanent
met één van de meegeleverde 8,2 kΩ-weerstanden
overbruggen.
beide rode
Transmit
LED's
branden
Overbrengingstraject is verstoord of fout
gemonteerd
‑
Mech. montagehandleiding in acht nemen
(ISK veiligheidsoverbrengingssysteem)
‑
Overbrengingskernen op slijtage controleren.
‑
Kabelcircuit controleren; hier moet erop gelet wor‑
den, dat beide overbrengingskernen zich binnen
het kabelcircuit bevinden
‑
Contactpunten kabel / poortlichaam controleren.
‑
Voedingsspanning controleren**
Contactlijst(en) niet aangesloten, fout
aangesloten of defect
‑
Aansluitingen van de betreffende contactlijst
controleren (beschadigde toevoerleidingen,
brokkelige toevoerleidingen etc.)
‑
Veiligheidscontactlijst(en) controleren*
* Als de fout niet in de bedrading zit, kan de functie van de elektronica door bezetting van alle
SKL‑ingangen aan de ISK 71‑24 analyse‑elektronica (klemmen
3
,
10
en klemmen
3
,
11
) en aan
de meebewegende spoelkern (aansluitingen
O
en
C
) met telkens ��n 8,2 k
W
weerstand gecontro‑
leerd worden. Als de elektronica daarna correct werkt, moeten de veiligheidscontactlijsten met
een weerstandsmeettoestel gecontroleerd worden. Daarvoor moet de respectievelijke verbinding
van de SKL naar de analyse‑elektronica of naar de meebewegende spoelkern losgemaakt en
met een weerstandsmeettoestel verbonden worden.
Bij niet‑geactiveerde veiligheidscontactlijst moet de weerstand 8,2 k
W ±
500
W
bedragen. Als de
veiligheidscontactlijst geactiveerd is, mag de weerstand 500
W
niet overschrijden.
** Als de beide LED’s voor de meebewegende SKL's (
Transmit Opening
en
Transmit Closing
)
branden, is een fout in het inductieve overbrengingssysteem voorhanden. De meest voorkomende
oorzaken hiervoor zijn slechte verbindingen op de spoelkernen, niet correct geïnstalleerde
kabelsysteemcomponenten (zie montagehandleiding ISK‑veiligheidsoverbrengingssysteem) of
een ontoelaatbaar lage voedingsspanning.
De kabellus mag een maximale weerstandswaarde van 3
W
hebben. De weerstandswaarde kan
door losmaken van de staalkabel van de aardingsklem en daarna meten tussen staalkabeluiteinde
en aardingsklem bepaald worden.