NL 26
Kookstanden
Het onderstaande overzicht is uitsluitend bedoeld als leidraad, omdat
de instelwaarde afhankelijk is van de hoeveelheid en samenstelling van
het gerecht en de pan.
BEDIENING INDUCTIE
Gebruik ‘boost’ en stand 11 en
12 voor:
• snel aan de kook brengen;
• slinken van bladgroenten
• verhitten van olie en vet;
• onder druk brengen van een
snelkookpan;
• wokken.
Gebruik stand 9 en 10 voor:
• aanbraden van vlees;
• bakken van vis;
• bakken van omeletten;
• bakken van gekookte
aard
appelen;
• frituren.
Gebruik stand 7 en 8 voor:
• bakken van dikke
pannenkoeken;
• bakken van dik, gepaneerd
vlees;
• uitbakken van spek of bacon;
• bakken van rauwe
aardappelen;
• bakken van wentelteefjes;
• bakken van gepaneerde vis;
• doorkoken
pasta;
• bakken en garen van dun
vlees;
• aanbraden groot vlees.
Gebruik stand 4 t/m 6 voor:
• doorkoken;
• ontdooien
van
harde
groenten;
• bakken en garen van dikker
vlees;
• stomen.
Gebruik stand 1 t/m 3 voor:
• trekken van bouillon;
• pocheren;
• warmhouden;
• bereiden
van
stoofvlees;
• smoren van groenten;
• smelten van chocolade;
• smelten van kaas.
Summary of Contents for IG9571MB
Page 38: ...NL 38...
Page 74: ...EN 38...