86
Reparaties aan elektrische onderdelen van de
machine moeten door de fabrikant of een door hem
aangewezen persoon worden uitgevoerd.
Maak u voor gebruik met het apparaat vertrouwd, met behulp
van de bedieningshandleiding.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is (zie
“Reglementaire toepassing” en "Werken met de
tuinhakselaar").
Zorg voor een stabiele en uitgebalanceerde houding. Strek u
niet vooruit. Ga bij het inwerpen van het hakselmateriaal op
dezelfde hoogte met het toestel staan.
Wees oplettend. Let op dat, wat u doet. Ga met verstand te
werk. Gebruik het toestel niet, wanneer u moe bent of onder
de invloed van drugs, alcohol of medicamenten staat. Een
moment van onoplettendheid bij het gebruik van het toestel
kan tot ernstige verwondingen leiden.
Tijdens het werken met deze machine dienen veiligheidsbril,
werkhandschoenen en gehoorbeveiliging te worden gedragen.
Draag de juiste werkkleding.
−
Nauw sluitende kleding dragen.
−
Geen schoenen met gladde zolen dragen.
−
Geen los afhangende kleding of zulke met hangende
banden of koorden.
De bedienende persoon is binnen het arbeidsbereik van de
machine verantwoordelijk ten opzichte van derden.
Kinderen niet met het toestel laten spelen.
Kinderen dienen uit de buurt van het apparaat te worden
gehouden.
Reiniging en onderhoudswerkzaamheden mogen niet door
kinderen worden uitgevoerd.
Zet het toestel nooit aan, terwijl niet betrokken personen in de
buurt zijn.
Laat de machine nooit zonder toezicht .
Zorg dat uw werkomgeving in orde is. Rommel kan
ongevallen veroorzaken.
Neem een werkpositie in, zijdelings of achter het apparaat. Ga
nooit in het bereik van de uitwerpopening staan.
Nooit uw hand in de vul- of uitworpopening steken.
Blijf met uw gezicht en uw lichaam uit de buurt van de
vulopening.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste
wijze aangebracht.
Verander de regelaarinstelling van de motor niet; het toerental
regelt de veilige maximum werksnelheid en beschermt de
motor en alle zich draaiende delen tegen schade door te hoge
snelheid. Neem bij problemen contact op met de
klantenservice
Het apparaat mag niet zonder de vultrechter gebruikt worden.
Het toestel resp. delen van het toestel niet veranderen.
Het toestel niet met water afspatten. (Gevarenbron elektrische
stroom).
Let op de omgevingsinvloeden.
−
Gebruik de machine niet in een vochtige of natte
omgeving.
−
Machine niet in de regen laten staan of in de regen
werken.
−
Werk alleen bij toereikend zicht, zorg voor een goede
verlichting.
Om letsel aan vingers te vermijden, bij montage en/of
reiniging werkhandschoenen dragen.
Transporteer het toestel niet bij draaiende motor.
Schakel de machine uit en neem de steker uit
het stopcontact bij:
−
aanbrengen en verwijderen van de vangkorf
−
onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
−
bij storingen
−
controle van de aansluitleiding gedurende het
bedrijf, of deze verstrengeld of beschadigd is
−
transport
−
reparatiewerkzaamheden
−
het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd)
Bij verstoppingen in de ingooi en uitwerp van de machine
schakel de motor uit en neem de netsteker uit het stopcontact,
alvorens u materiaalresten in de ingooi of uitwerp verwijdert.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
−
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
zorgvuldig worden onderzocht of de
beschermingsvoorzieningen en licht beschadigde
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften
functioneren.
−
Controleer of alle bewegende delen van de machine goed
functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn. Alle
delen moeten juist gemonteerd zijn en goed functioneren
om de machine correct te laten werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en -delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende reparatiewerkplaats
gerepareerd of verwisseld worden.
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
worden vervangen.
Bewaar de machine in een droge en afgesloten ruimte, buiten
het bereik van kinderen.
Sla de motor daar op, waar benzinedampen niet met open
vlam of vonken in aanraking komen. Laat de machine voor
opslag steeds afkoelen.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F) zijn,
met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximaal vermogen
niet meer, de werking van het toestel wordt gereduceerd.
Stekker en aansluitdozen aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht pvc of een ander thermoplastisch materiaal van
dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit materiaal zijn
gecoat.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet tegen
spatwater beveiligd zijn.
Let er bij het leggen van de aansluitkabel op dat deze niet
stoort, bekneld raakt, geknikt wordt en de steekverbinding niet
nat wordt.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel af.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden waarvoor hij niet
geschikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer de verlengkabel regelmatig op beschadigingen en
vervang hem als hij beschadigd is.