40
Wees oplettend. Let op dat, wat u doet. Ga met
vgerstand te werk. Gebruik het toestel niet, wanneer u
moe bent of onder de invloed van drugs, alcohol of
medicamenten staat. Een moment van onoplettendheid
bij het gebruik van het toestel kann tot ernstige
verwondingen leiden.
Maak u voor gebruik met het apparaat vertrouwd,
met behulp van de bedieningshandleiding.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is
(zie “Reglementaire toepassing”).
Zorg voor een goede werkhouding. Zorg voor een
stabiele
en
uitgebalanceerde
houding
.
Draag de juiste
werkkleding
.
−
Nauw
sluitende kleding en geen
sieraden
dragen.
−
Geen
schoenen met
gladde zolen
dragen.
(Veiligheidschoenen)
−
Bij lang haar een
haarnet
dragen.
Draag persoonlijke
beschermingsmiddelen
.
−
Gehoorbeschermer
−
Veiligheidsbril of gezichtsbescherming
−
Handschoenen
−
gekeurde veiligheidshelm
in situaties, waarin met
hoofdverwondingen
moet worden gerekend (bv bij
het vellen en ontlasten van bomen).
Wij adviseren het dragen van een
beenbescherming.
Zorg dat uw
werkomgeving
op orde
is. Rommel kan
ongevallen veroorzaken.
Let op de
omgevingsinvloeden
.
−
Zet de kettingzaag niet aan
regen
bloot.
−
Gebruik de kettingzaag niet in
vochtige
of natte
omgeving.
−
Stel werkzaamheden bij
ongunstig weer
(regen,
sneeuw, ijs, wind) uit –
verhoogd gevaar van
ongelukken!
−
Zorg voor een
goede verlichting.
−
Gebruik de kettingzaag niet in de nabijheid van
brandbare vloeistoffen
of gassen.
Laat de machine niet zonder
toezicht
achter.
Bij werkpauzes dient de kettingzaag zo te worden
neergelegd, dat niemand bedreigd wordt.
Kettingzaag
voor onbevoegd toegrijpen beschermen.
Personen onder 18
jaar mogen de kettingzaag niet
bedienen.
Hou
andere personen
op afstand.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken of
gevaren die tegenover andere personen of hun
eigendom optreden.
De operator is in het werkbereik tegenover derden
verantwoordelijk.
Houdt kinderen weg.
Laat andere personen, in het bijzonder
kinderen
, het
gereedschap
of de
kabel
niet aanraken.
Houdt ze ver van uw werkplek weg.
Beschermt u zich tegen
elektrische slag.
Vermijd
lichamelijk contact met geaarde delen (bv pijpen,
radiatoren, haarden, koelkasten enz.)
Maak niet gebruik van
gescheurde zaagkettingen
of
zulke die hun vorm hebben veranderd.
Gebruik slechts
goed geslepen zaagkettingen
, omdat
stompe zaagkettingen niet alleen het terugslaggevaar
verhogen, maar ook de motor belasten.
Begin met het snijden pas, wanneer de zaagketting het
vol toerental
heeft bereikt.
Bij het inschakelen is de kettingzaag
veilig te steuen
en vast te houden.
Ketting en zwaard moeten vrij
staan.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker
met de
juiste belasting
van de machine.
Werk alleen met alle
veiligheidsvoorzieningen
op de
juiste wijze aangebracht. Verander niets aan de
machine wat de veiligheid in gevaar kan brengen.
Het toestel resp. delen van het toestel
niet
veranderen.
Het toestel niet met
water
afspatten. (Gevarenbron
elektrische stroom).
Bewaar het toestel veilig op.
Niet benutte toestellen
in
een droge, gesloten en voor kinderen ontoegankelijke
ruimte bewaren.
Schakel de machine uit en neem de
steker uit het
stopcontact
bij:
−
contact van de ketting met aardrijk, stenen, nagels
of andere vreemde voorwerpen
meteen ketting en zwaard controleren
−
Reparatiewerkzaamheden
−
Onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
−
bij
het verhelpen van storing
−
doorgesneden aansluitleidingen
−
controle van de aansluitleidingen, of
deze verstrengeld of beschadigd zijn
−
transport
−
naspannen van de ketting
−
kettingwissel
−
Verlaten van de machine (ook bij korte
onderbrekingen)
Onderhoudt
de kettingzaag met zorgvuldigheid:
−
Houdt de werktuigen scherp en schoon, om beter
en veilig te kunnen werken.
−
Volg de onderhoudsvoorschriften en de instructies
omtrent het smeren en voor de werktuigwissel op.
−
Houdt de handgrepen door en vrij van hars, olie en
vet.
Onderzoek de machine op eventuele
beschadigingen.
−
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
zorgvuldig worden onderzocht of de
bescher-
mingsvoorzieningen
en licht beschadigde onder-
delen foutloos en volgens de voorschriften functio-
neren.
−
Controleer of alle
bewegende delen
van de
machine goed functioneren en niet klemmen of
beschadigd zijn. Alle delen moeten juist
gemonteerd zijn en goed functioneren om de
machine correct te laten werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en - delen
moeten, indien noodzakelijk, door een erkende
reparatiewerkplaats gerepareerd of verwisseld
Summary of Contents for KS 2000-40 -
Page 3: ...2 1 2 3 4 5 6 7 8 ...
Page 4: ...3 9 10 11 12 13 14 15 16 ...
Page 155: ...154 ...
Page 156: ...155 ...
Page 157: ...156 ...