117
Werk niet met gescheurde of vervormde zaagbladen.
Gebruik alleen scherpe zaagbladen. Stompe zaagbladen
verhogen het gevaar van terugslag van het werkstuk en
belasten de machine enorm.
Het toepassen van HSS zaagbladen is niet toegestaan.
Deze bladen zijn zeer hard en bros. Hierdoor ontstaat ge-
vaar voor verwonding door breuk en weg geslingerde delen.
Het gebruik van gereedschappen en toebehoren van
een ander fabrikaat kan risico’s met zich meebrengen.
Let erop dat het zaagblad met de onder „Technische
gegevens“ vermelde afmetingen overeenstemt en voor het
materiaal van het werkstuk geschikt is.
Maak gebruik van de ingesloten splijtwig
.
Het dient zo te
worden ingesteld dat zijn afstand ten opzichte van de
tandkrans van het zaagblad boven de tafel uiterlijk 5 mm
bedraagt
Zag dunne of dunwandige werkstukken alleen met
fijntandige zaagbladen.
Zaag steeds enkel één werkstuk. Nooit meerdere
werkstukken gelijktijdig of tot een bundel samengevatte
afzonderlijke stukken zagen. Er bestaat gevaar, dat
afzonderlijke stukken van het zaagblad ongecontroleerd
worden gegrepen.
Gebruik een werkstuksteun (b.v. rolstator/ -tafel) voor het
steunen van lange werkstukken.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is (zie het
betreffende hoofdstuk).
Gebruik bij het zagen van smalle werkstukken (tot 120 mm.
tussen het zaagblad en de aanslag) de bijgeleverde
duwstok.
Gebruik bij het aandrukken van kleine werkstukken een
duwhout.
Î
Deze zijn in de handel verkrijgbaar.
Bewaar de schuifstok bij niet-gebruik in de hiervoor
beoogde houder.
Gebruik geen kapotte duwstok of duwhout.
De beschermkap voor de zaag
altijd gebruiken. Deze is zo
in te stellen dat hij de tanden van het zaagblad die boven
het werkstuk uitsteken, afdekt.
Zorg ervoor dat de losse delen van het werkstuk niet door
het zaagblad geraakt en weg geslingerd kunnen worden
Verwijder de spannen, splinters en het afval in de buurt van
het zaagblad niet met de handen.
Het gebruik van freesschijven en slingerzagen is niet
toegestaan.
De zaag mag niet voor het groeven of inploegen worden
gebruikt.
Gebruik de zaag niet voor het inzetsnijden (in het werkstuk
beëindigde gleuven).
Houdt steeds voldoende afstand tot het zaagblad. Houdt
gedurende het bedrijf voldoende afstand tot aangedreven
bouwdelen.
Het zaagblad loopt na.
Wacht tot het zaagblad stil staat,
alvorens u splinters, spanen en afvallen verwijdert.
Rem het zaagblad niet door zijdelingse druk af.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
−
Reparatiewerkzaamheden
−
Onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
−
Controleren of de aansluitkabels verstrengeld of
beschadigd zijn
−
Transport van de machine
−
Het wisselen van het zaagblad
−
Het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd).
Onderhoud de machine zorgvuldig:
−
Zorg ervoor dat het zaagblad altijd schoon en scherp is.
U werkt sneller en beter en het is het behoud van uw
machine.
−
Volg de voorschriften en aanwijzingen op bij het
wisselen van het zaagblad
−
Hou de handgrepen vrij van vet en olie.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
−
Vor weiterem Gebrauch der Maschine müssen Schutz-
vorrichtungen oder leicht beschädigte Teile sorgfältig auf
ihre einwandfreie und bestimmungsgemäße Funktion
untersucht werden.
−
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
zorgvuldig worden onderzocht of de
beschermingsvoorzieningen en licht beschadigde
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften
functioneren.
−
Controleer of alle bewegende delen van de machine
goed functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn.
Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en goed
functioneren om de machine correct te laten werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en - delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende reparatiewerk-
plaats gerepareerd of verwisseld worden. Met uitzonde-
ring indien in de gebruiksaanwijzing anders
aangegeven.
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
worden vervangen.
Laat geen sleutels steken!
Controleer vóór het inschakelen altijd of de sleutels en
instelgereedschappen verwijderd zijn.
Als u de machine niet gebruikt moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Bewaar onbenutte toestellen op een droge, afgesloten
plaats buiten de rijkwijdte van kinderen op.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60 245 (H 07 RN-F) zijn,
met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximale vermogen
niet meer, de werking van het toestel wordt minder.
Stekker
en
aansluitdozen
aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht PVc of een ander thermoplastisch materiaal
van dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit materiaal
zijn gecoat.
Bescherm u tegen een elektrische schok. Raak geen
geaarde delen aan.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet tegen
spatwater beveiligd
zijn.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel
af.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden warvoor hij niet ge-
schikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.