LSV28 ST013-M14 LF
Safety Information
© Atlas Copco Industrial Technique AB - 9836 9662 00
37
Alvorens aan de slag te gaan
1.
Controle van het onbelast toerental
• De snelheid die wordt gemeten bij een druk van 6,3
bar mag niet hoger zijn dan de op de schuurmachine
aangegeven nominale snelheid.
• Verwijder de steunschijf en de buitenste flens
alvorens de stationaire snelheid te controleren.
• Voer dagelijks controles van het onbelast toerental
uit, en vooral als het gereedschap gedurende lange
tijd niet is gebruikt.
• Controleer of de snelheidsmarkering op het gereed-
schap leesbaar is.
• Indien de snelheid te hoog is, moet het gereedschap
voor reparatie retour gestuurd worden.
2.
Trekkercontrole
• Controleer of de trekker goed werkt.
• Vervang de trekker indien deze niet goed werkt.
• De trekker mag nooit verwijderd worden of met tape
worden vastgezet.
3.
Controle van de maximale snelheid
• Controleer of de vermelde maximale snelheid van de
steunschijf en van de schuurschijf hoger dan of
gelijk zijn aan de snelheid die op de schuurmachine
wordt vermeld.
4.
Steunschijfcontrole
• Controleer de steunschijf op barsten of schade.
• Controleer of de steunschijf gaten van de juiste
afmeting heeft en goed op de as geplaatst is om
trillingen door een slechte balans te voorkomen.
• Verwijder en vervang beschadigde slijpwielen on-
middellijk.
5.
Flens- en steunschijfcontrole
• Schakel de luchttoevoer uit af alvorens u de steun-
schijf of de schuurschijf verwisselt, of wanneer u het
gereedschap aanpast.
• Controleer of de combinatie van flens en schijf
overeenkomt met de landelijke wet- en regelgeving.
• Controleer of de flens schoon en niet beschadigd is.
• Bevestig de flens en draai aan tot het aanbevolen
koppel is bereikt.
• Bevestig de vergrendelingskit en draai aan tot het
aanbevolen koppel is bereikt.
• Test, na het monteren van de steunschijf, de schuur-
machine in een afgeschermde ruimte.
• Controleer of de schuurmachine goed werkt.
6.
Veiligheidsuitrusting
Zorg ervoor dat het personeel gebruik maakt van:
• Oogbescherming, een bril of een masker.
• Oorbescherming
• Handschoenen
• Schoenen met stalen neuzen
• Beschermende kleding, zoals een leren schort.
• Een helm (voor zware toepassingen)
• Zorg ervoor dat er geen loszittende kleding, haar of
sieraden zijn (deze kunnen beklemd raken).
7.
Werkgebied
Controleer of er in het werkgebied geen andere mensen
aanwezig zijn om letsel te voorkomen.
• Personen in de werkomgeving moeten oor- en
oogbescherming dragen.