g) Weergave van de minimale en maximale buitentemperatuur
In de normale weergavemodus geeft dit weerstation in het onderste gedeelte van het uitleesvenster
(LCD) voor elk geselecteerd kanaal de maximale en minimale buitentemperatuurwaarden
aan. Let daarbij op het kanaalnummer. Om de maximale en minimale temperatuur voor een
ander kanaal weer te geven, dient in de normale weergavemodus de SET/CH-toets te worden
ingedrukt.
De minimale en maximale temperatuur kan door het indrukken en gedurende
vijf seconden ingedrukt houden van de “+”-toets op de actuele waarde worden
teruggezet. Het weergeven van de minimale en maximale temperatuur vindt in stapjes
van 0.5 °C plaats.
h) 868 MHz ontvangsttest
Het weerstation dient de buitentemperatuurgegevens binnen 5 minuten na de inbedrijfname
te ontvangen en weer te geven. Gebeurt dit niet binnen 5 minuten na de basisinstelling of
is de signaalontvangst in de normale weergavemodus continu zodanig gestoord, dat de
buitenbereikindicatie slechts “---” aangeeft, controleer dan de volgende punten:
1. De afstand van weerstation en buitenzenders ten opzichte van storingsbronnen, zoals
bijvoorbeeld computermonitoren of televisies, dient minimaal 1,5 tot 2 meter te bedragen.
2. Plaats de apparaten bij voorkeur niet direct tegen of in de buurt van metalen deuren of
ramen.
3. Het gebruik van andere, op dezelfde frequentie (868 MHz) werkende apparaten, zoals
hoofdtelefoons of luidsprekers, kan de juiste signaaloverdracht verhinderen.
4. Storing in de ontvangst kan ook worden veroorzaakt door buren die op dezelfde frequentie
(868 MHz) werkende apparaten in gebruik hebben.
Wordt het signaal van 868 MHz juist verzonden en ontvangen, dan dienen de
batterijcompartimenten van weerstation en buitenzenders niet meer te worden
geopend om te voorkomen dat de batterijen loskomen van de contacten en een
ongewenste reset opleveren. Mocht dit per ongeluk toch gebeuren, dan dienen ter
vermijding van overdrachtsproblemen alle apparaten opnieuw te worden ingesteld
(zie basisinstelling, paragraaf 9 A hierboven).
Het zendbereik van buitenzender tot weerstation bedraagt in het vrije veld
circa 100 m. Deze afstand is echter afhankelijk van de omgevingscondities en
mogelijke storingsbronnen. Is er, ondanks dat er rekening wordt gehouden met
alle bovengenoemde factoren geen ontvangst mogelijk, dan dienen alle apparaten
opnieuw te worden ingesteld (zie basisinstelling, paragraaf 9 A hierboven).
63