13
3.2 Stroomonderbrekers en zekeringen identificeren (spanningvoerend en
spanningsloos)
Opmerking: Voor het zoeken van de stroomonderbreker/zekering, kan een vereenvoudigde directe
verbinding met de lijn-/fase en neutrale draden op het stopcontact worden gebruikt omdat deze
draden worden gescheiden op het stroomonderbrekers-/zekeringspaneel. Er is geen risico op
signaalonderdrukkingseffect als de dragen minstens enkele centimeters van elkaar liggen. De afzonderlijke
neutrale/aardaansluiting (sectie 3.1) moet specifiek voor superieure resultaten worden gebruikt als, naast de
identificatie van de stroomonderbreker/zekering, ook draden moeten worden gezocht.
De vereenvoudigde directe verbinding met lijn/fase en de neutrale draad zal het RCD-circuit NIET doen uitvallen.
Afbeelding 3.2a: Vereenvoudigde directe aansluiting
De testsnoeren aansluiten
1. Sluit de zender aan met de vereenvoudigde directe aansluiting of een afzonderlijke neutrale/
aardaansluiting.
2. Als de vereenvoudigde directe aansluitingsmethode wordt gebruikt, sluit u de testsnoeren direct aan op
de lijn/fase- en neutrale draden. Tijdens het zoeken van een onderbreker of zekering zullen snoeren niet
langer traceerbaar zijn omdat de signalen elkaar zullen onderdrukken.
3. Voor een afzonderlijke neutrale aansluiting, sluit u het rode snoer aan op de lijn-/fasedraad aan de
laadzijde van het systeem. De draad kan spanningvoerend of spanningsloos zijn. Sluit het groene
snoer aan op een afzonderlijke neutrale draad, zoals een neutrale draad die zo dicht mogelijk bij de
onderbrekers/zekering zit.
TIP: De zender, met het rode testsnoer, kan direct worden aangesloten op de stroomdraad van de werkende
elektrische apparatuur onder last (motor, elektronica enz). Het zoeken kan worden uitgevoerd zonder dat de
apparatuur of de voeding moet worden uitgeschakeld.
Afbeelding 3.2b: De zender aansluiten op een spanningvoerend werksysteem
3. HOOFDTOEPASSINGEN - SPANNINGVOERENDE EN SPANNINGSLOZE
SNOEREN ZOEKEN