NL
13
5
Gebruik van uw koelkast
De werkingstemperatuur instellen
MAX.
1
2
3
4
MAX.
1
2
3
4
Warm
Cold
De werkingstemperatuur wordt
geregeld door de temperatuurknop.
1 = Laagste koelinstelling (Warmste
instelling)
4 = Hoogste koelinstelling (Koudste
instelling)
(Of)
Min. = Laagste koelstand
(Warmste instelling)
Max. = Hoogste koelstand
(Koudste instelling)
Kies een stand overeenkomstig de
gewenste temperatuur.
De binnentemperatuur hangt ook af
van de omgevingstemperatuur, hoe
vaak de deur geopend wordt en de
hoeveelheid voedsel die in de koelkast
bewaard wordt.
De deur vaak openen doet de
temperatuur in de koelkast stijgen.
Daarom wordt aanbevolen om de
deur zo snel mogelijk te sluiten na elk
gebruik.
De normale bewaartemperatuur
van uw apparaat moet -18 °C (0 °F)
bedragen. U kunt lagere temperaturen
krijgen door de thermostaatknop in
richting MAX te draaien.
We raden aan om de temperatuur met
een thermometer te controleren om
ervoor te zorgen dat de opslagvakken
de gewenste temperatuur behouden.
Lees de thermometer onmiddellijk af
want de thermometertemperatuur
zal zeer snel stijgen nadat u deze
uit de vriezer genomen hebt.
Controlelampjes
Er zijn drie gekleurde controlelampjes
binnen in het apparaat die de
werkingsmodus van de vriezer
aangeven (Afb. 2).
Amber lampje (1)
Brandt als de snelvriesknop (4) is
ingedrukt en blijft maximaal 34 uur
branden of tot de snelvrieswerking
handmatig wordt uitgeschakeld. De
functie snelvriezen is bedoeld voor het
invriezen van vers voedsel (zie het deel
Invriezen van verse levensmiddelen).