Plaatsbepaling
Op een plafond
Warme rook stijgt op en verspreidt zich, dus de aanbevolen plaats is in het midden van een
plafond. De lucht is 'dood' en beweegt niet naar de hoeken. Daarom moeten rookmelders
niet bij een hoek worden opgehangen. Plaats de eenheid op ten minste 0,3 m afstand van
een verlichtingsarmatuur of voorwerp waardoor de rook mogelijk niet in de rookmelder
kan komen. Houd ten minste 0,3 m afstand van muren en hoeken (zie
afbeelding 4
).
Op een muur
Als het plafond geen praktische plaats is (bijvoorbeeld een plafond met balken of dwars-
balken, of ingebouwde straalverwarming), plaatst u de bovenkant van de rookmelder
tussen 15 en 30 cm onder het plafond. Blijf op ten minste 0,3 m afstand van hoeken (zie
afbeelding 4 en 5
).
Op een schuin plafond
Installeer uw rookmelder in ruimtes met een schuin of puntig plafond op 0,90 m afstand
van het hoogste punt, horizontaal gemeten, omdat 'dode lucht' in de nok ervoor kan
zorgen dat de rook niet bij de eenheid komt (zie
afbeelding 5
).
zolders (ongeïsoleerd) of andere plaatsen waar extreme temperaturen kunnen voorko-
men (lager dan 4 °C of hoger dan 40 °C).
dicht bij een siervoorwerp, deur, verlichtingsarmatuur, raamkozijn enz. waardoor de
rook mogelijk niet in de rookmelder kan komen.
oppervlakken die normaal warmer of kouder zijn dan de rest van de kamer (zolderlui-
ken, ongeïsoleerde buitenmuren enz.). Door de temperatuurverschillen bereikt de rook
de eenheid mogelijk niet.
naast of direct boven een verwarming of airconditioning, raam, ventilatieopening enz.
waardoor de richting van de luchtstroom kan veranderen.
erg hoge of onhandige ruimtes waar de rookmelder moeilijk te bereiken is om deze te
testen of de batterij te vervangen.
op minder dan 1,5 m afstand van tl-armaturen, omdat elektrische 'ruis' en/of flikkerend
licht van invloed kan zijn op de eenheid.
in de buurt van zeer stoffige of vuile ruimtes, omdat de eenheid door ophoping van
stof in de kamer te gevoelig kan worden en kan afgaan. Hierdoor kan ook het insecten-
gaas geblokkeerd worden en worden belet dat rook de kamer binnenkomt.
ruimtes waar veel insecten zijn. Doordat kleine insecten de kamer binnengaan, kan
het alarm met tussenpozen afgaan.
Testen en onderhoud
Uw rookmelder is een levensreddend apparaat en moet periodiek worden
gecontroleerd. Controleer regelmatig of het statuslampje op de rookmelder eenmaal
per minuut knippert ten teken dat de eenheid wordt gevoed. Vervang de batterij zodra
het lampje niet meer knippert.
Uw rookmelder handmatig testen
Wij raden u aan de rookmelders na installatie te testen en vervolgens ten minste eenmaal
per week, om er zeker van te zijn dat de eenheden werken. Hierdoor kunnen u en uw
gezin ook vertrouwd raken met het geluid van de rookmelders.
Houd de testknop ingedrukt tot het alarm afgaat (zie Installatie). Het geluid stopt kort
nadat u de knop hebt losgelaten.
Als u een extra Visit-ontvanger gebruikt, controleert u of het rode Visit-indicatielampje
op de ontvanger gaat branden en de ontvanger geluid gaat maken, gaat knipperen of
trillen, afhankelijk van het model. Zie
Installatie
en de gebruikershandleiding van de
betreffende Visit-ontvanger.
De ontvanger stopt binnen 40 seconden.
Herhaal deze procedure voor alle andere rookmelders in het systeem.
Afbeelding 4
Afbeelding 5
0.9 m
Ruimtes met dode lucht
Nooit binnen 0,3 m
van een hoek
Ideaal in het midden van het plafond
Nok
Te vermijden plaatsen
Plaats uw rookmelder niet op een van de volgende plaatsen:
badkamers, keuken, doucheruimtes, garages of andere kamers waar de rookmelder af
kan gaan door stoom, condens, normale rook of damp.
15-30 cm
66
65
NL
Summary of Contents for VISIT BE1551
Page 1: ...BE1551...