02/ 2011
BENNING MM P3
110
- De aangesloten zwarte en rode veiligheidsmeetleiding moeten tegen verontreini-
gingen worden beschermd.
- Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Het apparaat direct verwij-
deren.
- Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het snoer
onderbroken is, het apparaat direct verwijderen.
- Voordat met de draaischakelaar
7
een andere functie gekozen wordt, dienen de
meetsnoeren van het meetpunt te worden afgenomen.
- Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING MM P3 kunnen leiden tot
instabiele aanduiding en/of meetfouten.
8.2 Spanningmeting
Let op de maximale spanning t.o.v. aarde!
Gevaarlijke spanning!!
De hoogste spanning die aan de
- COM-bus
9
- voor V, Ω,
, Hz
8
van de BENNING MM P3 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 600 V bedragen.
- Kies met de draaiknop
7
van de BENNING MM P3 de gewenste instelling (V
AC) of (V DC).
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display
van de
BENNING MM P3.
- In de draaischakelaarstand (V
AC
) kan met de toets “SELECT”
5
het omschakelen
op frequentiemeting (toets een keer indrukken) resp. toetsverhoudingmeting
(toets twee keer indrukken) worden uitgevoerd.
Opmerking:
In kleine spanningsbereiken kan bij open veiligheidsmeetleidingen de nul-volt-weer-
gave door strooipatronen achterwegeblijven. De BENNING MM P3 t.a.v. zijn functio-
naliteit controleren door kortsluiting aan de meetpunten.
Zie fig. 2:
meten van gelijkspanning.
Zie fig. 3:
meten van wisselspanning.
8.3 Weerstandsmeting
- Kies met de draaiknop
7
van de BENNING MM P3 de gewenste instelling
(Ω,
, ).
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display
van de
BENNING MM P3.
Zie fig. 4:
weerstandmeting
8.4 Diodencontrole
- Kies met de draaiknop
7
de gewenste instelling
(Ω,
,
) van de
BENNING MM P3.