125
BEDIENING
Plaats het apparaat horizontaal op de gewenste hoogte op het statief door de schroef
-
draadverbinding te gebruiken. Zorg ervoor dat de laser op een stabiel oppervlak staat.
Schakelaar 1 aan/uit: met deze schakelaar kan de laser worden aangezet of uitgescha
-
keld.
Stroomindicator: als het lampje brandt, is het apparaat ingeschakeld.
Het apparaat start automatisch met de rotatie als de laser is genivelleerd.
Als het apparaat niet goed is genivelleerd (buiten het zelfnivellerend bereik), flitst de laser
niet meer en stopt met draaien. De laser moet opnieuw worden genivelleerd.
Puntbediening
Als de laser is aangezet en genivelleerd, bevindt het apparaat zich in de rotatiemodus.
Druk op de knop 2 en de rotatie stopt op het punt.
In deze modus wordt de hoogste zichtbaarheid behaald, aangezien - in tegenstelling tot de
bewegende straal - de laserstraal op één punt is gericht.
In de verticale modus kan de laserstraal worden gebruikt om de laser eenvoudig af te stel
-
len of parallel te nivelleren.
Automatisch kantelen
Door te drukken op de knop 12, wordt de functie automatisch kantelen geactiveerd. Bij een
schok of als het apparaat van positie wijzigt, flitst de lamp en wordt hij automatisch in de
juiste positie gezet.