20
Gebruik:
" Voor iedere meting het apparaat 30 seconden laten opwarmen.
" Bij gebruik in de buurt van apparatuur welke gevoelig is voor storingen of ruis, kan de
meter onstabiel worden of grove fouten aangeven.
" Apparaat niet gebruiken indien de meetkabels beschadigd zijn.
" Apparaat alleen gebruiken zoals in deze handleiding staat beschreven, daar de
beveiliging van het apparaat anders beinvloed wordt.
" Om beschadiging van het apparaat te voorkomen, de in de technische gegevens
aangegeven ingangswaarden nooit overschrijden.
" Let op dat de functieschakelaar voor iedere meting in de juiste positie staat.
" Wees alert bij werkzaamheden aan geisoleerde leidingen of kabelbundels.
" Nooit stroommetingen verrichten als de meetgeleiders aangesloten zijn.
" Ieder onopzettelijk kontakt met de geleider kan een elektrische schok tengevolge hebben.
" Wees alert met spanningen boven de 60V DC of 30V AC rms. Bij deze spanningen bestaat
het gevaar van elektrische schokken.
" Nooit weerstand- of doorgeefmetingen doorvoeren in een stroomkring
" Bij overschakeling naar een andere functie, eerst de meetkabels van de getestte
stroomkring afnemen.
" Tijdens het meten de vingers achter de veiligheidsring houden.
" Bij het verschijnen van het batterij-symbool, deze verwisselen.
Inleiding:
" Alvorens het apparaat te openen, alle stroombronnen hiervan verwijderen; eigen
statische lading neutraliseren; deze kunnen inwendige onderdelen beschadigen.
" Alle richt-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan stroomvoerende meettangen
mogen alleen door gekwalificeerd personeel uitgevoerd worden, die vertrouwd zijn met de
gebruiksaanwijzing.
" Een persoon is gekwalificeerd als hij vertrouwd is met de afstelling, constructie en
werkvoorschriften van de uitrusting en de daarmee verbonden gevaren. Deze beschikt
over ervaring en is geautoriseerd om op professionele werkwijze stroomkringen en
elektrische inrichtingen van stroom te voorzien dan wel uit te schakelen.
" Denk bij geopende apparaten, dat sommige interne condensatoren ook na uitschakeling
nog levensgevaarlijke spanning kunnen hebben.
" Bij het opduiken van fouten of ongewoonlijkheden, het apparaat uitzetten en ervoor
zorgen dat het tot nader onderzoek niet gebruikt wordt.
" Indien het apparaat langere tijd niet gebruikt wordt, de batterij verwijderen en het
apparaat in een niet te vochtige en te hete omgeving bewaren.
1.2 Onderhoud en reiniging:
Ter voorkoming van elektrische schokken, vermijdt water in de kast van het apparaat. Voor
het openen van de kast, de meetkabels eraf halen en evt. ontvangstsignalen verwijderen.
Met gepaste voorzichtigheid de kast met een vochtige doek en een mild reinigingsmiddel
schoonmaken. Geen slijp- of oplosmiddel gebruiken.
1.3 Het verwisselen van de batterij:
Alvorens de achterkant te openen, het meetapparaat uitzetten en de meetkabels eraf
halen.
Werkwijze:
-Als de spanning van de batterij te laag is, verschijnt op het LCD scherm
"batterij"; de batterij dient dan verwisseld te worden.
-Bereikskeuzeschakelaar op OFF zetten.
-Veiligheidsschroef aan de achterzijde losmaken. Oude batterijen
verwijderen en vervangen door 2 nieuwe batterijen type 1,5V AAA.
-De kast weer dichtmaken en schroef er weer indraaien.