nl • Nederlands
197
Zenuw- en spierstimulatie
Een implantaatsysteem bestaande uit een unipolaire elektrode en een niet gecoat
implantaat kan bij een aanvankelijke of continu hoge instelling van de impulsamplitude
leiden tot ongewenste stimulatie van het middenrif.
• BIOTRONIK biedt ook gecoate implantaten aan.
Mogelijke technische complicaties
Technische storingen
Technische storingen van een implantaatsysteem kunnen in beginsel niet worden
uitgesloten. Zij kunnen onder meer de volgende oorzaken hebben:
• Dislocatie van de elektrode
• Elektrodenbreuk
• Isolatiedefecten
• Componentenfout van het implantaat
• Uitgeputte batterij
Mogelijke elektromagnetische complicaties
Elektromagnetische interferentie EMI
Elk implantaat kan worden gestoord, bijvoorbeeld als externe signalen als eigen ritme
worden waargenomen of als metingen de frequentieadaptatie belemmeren:
• Implantaten van BIOTRONIK zijn dusdanig gebouwd dat zij maar minimaal door EMI
kunnen worden beïnvloed.
• Vanwege de talrijke soorten en intensiteiten van EMI bestaat geen absolute veilig-
heid. Men gaat er algemeen van uit dat EMI slechts geringe – of zelfs helemaal
geen – symptomen bij patiënten veroorzaakt.
• Al naar gelang de stimulatiemodus en de soort interferentie kunnen storings-
bronnen leiden tot impulsinhibitie of -triggering, tot stijging van de sensorafhanke-
lijke stimulatiefrequentie of tot asynchrone stimulatie.
• Onder ongunstige omstandigheden, met name in het kader van therapeutische en
diagnostische maatregelen, kunnen storingsbronnen een dusdanig grote energie
veroorzaken, dat het omringende weefsel van implantaat of elektrodetip wordt
beschadigd.
Gedrag van het implantaat bij EMI
Bij elektromagnetische interferenties of ongewenste myopotentialen schakelt het
implantaat bij overschrijding van de interferentiefrequentieduur over op asynchrone
stimulatie.
Statische magnetische velden
Het Reedcontact in de pacemaker sluit vanaf een veldsterkte van 1,5 mT.
Mogelijke risico's
Methoden met contra-indicatie
Vanwege mogelijke schade voor patiënt of implantaat en daaruit resulterende
werkingsonveiligheid is het aanwenden van het volgende contrageïndiceerd:
• Ultrasone therapie: schade voor de patiënt door overmatige verwarming van het
lichaamsweefsel in het gebied van het implantaatsysteem
• Transcutane elektrische zenuwstimulatie
• Hyperbare zuurstoftherapie
• Drukbelastingen boven normaaldruk
Risicodragende therapie en diagnose
Wanneer voor diagnostische of therapeutische doeleinden elektrische stroom van een
externe bron door het lichaam wordt geleid, kan het implantaat worden gestoord en
kan de patiënt gevaar lopen.
Bij diathermische procedures zoals bijvoorbeeld elektrocauterisering, HF-ablatie of
HF-chirurgie is een inductie van aritmieën of ventriculaire fibrillatie mogelijk. Bij
bijvoorbeeld lithotripsie is een schadelijke warmtewerking mogelijk. Consequenties
voor het implantaat kan men soms niet onmiddellijk vaststellen.
Als risicoprocedures niet zijn te vermijden geldt daarom altijd:
• Patiënten elektrisch isoleren.
• De pacemakerfunctie eventueel op asynchrone modi schakelen.
• Geen energie in de buurt van het implantaatsysteem inbrengen.
• Daarnaast bovendien de perifere pols van de patiënt controleren.
• Patiënt bij en na elke ingreep bewaken.
387513--D_GA_Evia-HF-ProMRI_mul.book Page 197 Thursday, September 12, 2013 3:34 PM