nl • Nederlands
205
Weergave van ERI
ERI wordt als volgt weergegeven:
• Op het programmeerapparaat, na het uitlezen van de pacemaker
• Door een gedefinieerde daling zowel van de basisfrequentie als van de magneetfre-
quentie
Veranderen van de modus bij ERI
De pacemaker switcht van een drie-kamer-modus naar een twee-kamer-modus: deze
vervangingsmodus hangt van de geprogrammeerde modus af en wordt op het
programmeerapparaat weergegeven.
Gedeactiveerde functies bij ERI
De volgende functies worden gedeactiveerd:
• Atriale stimulatie
• Nachtprogramma
• Frequentieadaptatie
• Atriale en ventriculaire amplitudemanagement
• Rate Fading (afvlakking frequentie)
• Atriale overdrive stimulatie
• IEGM-registraties
• Statistieken
• Home Monitoring
• Frequentiehysterese
• Ventriculaire stimulatieonderdrukking
Daling van de frequentie
De daling van basisfrequentie en magneetfrequentie is als volgt gedefinieerd:
• In de volgende modi vermindert de stimulatiefrequentie met 11 %:
DDD(R); DDT(R); D00(R); VDD(R); VDI(R); VVI(R); VVT(R); AAI(R); AAT(R); A00(R)
• In de stimulatiemodi DDI(R) en DVI(R) wordt slechts de VA-tijd 11 % verlengd. Daar-
door vermindert de stimulatiefrequentie afhankelijk van de ingestelde AV-tijd
met 4,5 tot 11 %.
Magneetgedrag bij ERI
Na het bereiken van ERI wordt na het opleggen van de magneet of de programmeerkop
als volgt gestimuleerd:
Te verwachten bedrijfstijden na ERI
• De gegevens zijn gebaseerd op een elektrodeimpedantie van 500 ohm bij
100 % stimulatie en de gegevens van de batterijfabrikant.
• Parameters bij hoge stimulatie-energie:
110 bpm; 4,6 V; 1,5 ms; 500 ohm
• Parameters bij lage stimulatie-energie:
30 bpm; 0,2 V; 0,1 ms; 500 ohm
• Interval van ERI tot EOS bij een implantaat met 3 kamers in de DDD(R)-modus, in
het standaardprogramma en bij hoge en lage stimulatie-energie:
— Gemiddelde waarde: 8 maanden
— Minimale waarde: 6 maanden
Explantatie en vervangen van het implantaat
Explantatie
• Elektroden van het aansluitblok losmaken.
• Implantaat en – indien nodig – ook de elektroden volgens de stand van de techniek
verwijderen.
• Explantaten zijn biologisch besmet en moeten vanwege het infectiegevaar volgens
de veiligheidsvoorschriften worden afgevoerd.
Vervangen van het implantaat
Voor elektroden van een voorgangerimplantaat die verder gebruikt moeten worden
geldt:
• Elektroden voor de aansluiting op het nieuwe implantaat controleren.
Magneeteffect
Cycli 1 tot 10:
Na de 10e cyclus:
Automatisch
Asynchroon met 80 bpm
Synchroon met 4,5 tot 11 %
gereduceerde basisfrequentie
Asynchroon
Asynchroon met 80 bpm
Asynchroon met 80 bpm
Synchroon
Synchroon met 4,5 tot 11 %
gereduceerde basisfrequentie
Synchroon met 4,5 tot 11 %
gereduceerde basisfrequentie
387513--D_GA_Evia-HF-ProMRI_mul.book Page 205 Thursday, September 12, 2013 3:34 PM