44
(Vertaling van de originele instructies)
NEDERLANDS
Opmerking: Gebruik de meegeleverde mengemmer om het
middel uit de oorspronkelijke container in de container voor
vullen aan de zijkant te gieten.
u
Verwijder achtergebleven vloeistof van het schroefdraad
en de zijkanten van de container en de spuit.
u
Houd de schroefdraden evenwijdig aan elkaar en schroef
de deksel volledig op de container voor vullen aan de
zijkant. Controleer of de deksel recht en volledig is vastge-
schroefd voordat u de spuit optilt.
Gebruik van het gereedschap
In- en uitschakelen
De spuit wordt in- en uitgeschakeld met de spuittrekker.
u
Druk de spuittrekker (2) in om de spuit in te schakelen.
u
Laat de spuittrekker (2) los om de spuit uit te schakelen.
Waarschuwing! Richt de spuit niet op een lichaamsdeel.
Druk de trekker nooit in tijdens het aanpassen van de spuitin-
stellingen.
Het spuitpatroon selecteren (fig. G en H)
Deze spuit is uitgerust met een patroonselectiemondstuk (10),
waarmee drie verschillende spuitpatronen kunnen worden
gemaakt. Zo kunt u het spuitpatroon selecteren dat het beste
past bij de spuitwerkzaamheden.
Kies een van de volgende toepassingen met het patroonse-
lectiemondstuk (10):
Horizontale platte straal - op en neer spuiten op een
oppervlak.
Cirkelstraal - voor hoeken, randen en nauwe op-
pervlakken.
Verticale platte straal. Heen en weer spuiten.
U kunt kiezen uit drie verschillende spuitpatronen. Deze zijn
aangeduid als 1, 2 en 3 op het patroonselectielabel aan de
bovenkant van de spuit (fig. G).
u
U kunt het gewenste spuitpatroon selecteren door het
patroonselectiemondstuk (10) te draaien en de groene
indicator op het patroonselectiemondstuk (10) uit te lijnen
met het getal op het label (fig. H)
Waarschuwing! Richt de spuit niet op een lichaamsdeel.
Druk de trekker nooit in tijdens het aanpassen van de spuitin-
stellingen.
Uitstroomregelknop (fig. I)
Met de uitstroomregelknop regelt u de hoeveelheid vloeistof
die wordt gespoten.
u
Draai de uitstroomregelknop (8) met de klok mee om meer
vloeistof te spuiten
u
Draai de uitstroomregelknop (8) tegen de klok in om
minder vloeistof te spuiten.
u
De uitstroomindicator (9) op de zijkant van de spuit bew-
eegt naar voren (minimale vloeistofuitstroom) en achteren
(maximale vloeistofuitstroom) wanneer de uitstroomregel-
knop (8) wordt gedraaid.
Opmerking: Test het spuitpatroon altijd eerst op een stuk
karton of soortgelijk materiaal. Begin met de uitstroomregel-
knop in de hoogste stand. Als minder uitstroom nodig is,
draait u de uitstroomregelknop terug. Zwaardere, dikkere
middelen moeten worden gespoten met een stand dicht bij het
pictogram (+). Verdunningsmiddelen moeten worden gespoten
met de indicator dicht bij het pictogram (-).
Opmerking: Als de uitstroom op het minimum wordt ingesteld,
kan de trekker niet of nauwelijks bewegen. Draai de uitstroom-
regelknop open (met de klok mee) om meer beweging in de
trekker te krijgen.
Preparatie van vloeistof (fig. J en K)
Opmerking: Zorg dat het middel dat u gebruikt, kan worden
gereinigd met minerale spiritus of verfverdunner (voor verf op
oliebasis) of met warm water en zeepoplossing (voor watero-
plosbare verf, zoals latex). Gebruik afdekkleden om de vloer
en alles in het spuitgebied wat niet moet worden bespoten, te
beschermen.
De vloeistof die wordt gespoten, moet mogelijk eerst worden
verdund. Gebruik voor het verdunnen het verdunningsmiddel
dat op de container wordt aanbevolen door de fabrikant van
het middel.
Waarschuwing! Gebruik geen middelen met een ontvlam-
mingspunt onder de 55°C.
Opmerking: Een mengemmer (12) wordt meegeleverd voor
het overbrengen van het te spuiten middel van de oor-
spronkelijke container naar de emmer, waar het kan worden
verdund en gemeten (fig. J).
Opmerking: Een viscositeitsbakje (13) wordt meegeleverd om
de 'uitlooptijd' te bepalen van het middel dat wordt gebruikt.
u
Roer het middel goed door voordat u de viscositeit meet.
u
Dompel het viscositeitsbakje (13) in het middel dat moet
worden gespoten en vul het viscositeitsbakje (13) volledig.
u
Houd het viscositeitsbakje (13) boven de container van
het middel en meet hoe lang het duurt voordat de stroom
van uitstromend middel wordt onderbroken of niet meer
constant stroomt uit de bodem van het viscositeitsbakje
(13) (2 minuten of minder) (fig. K). Dit is de 'uitlooptijd'.
Raadpleeg de verdunningstabel voor informatie over de
vereiste verdunning voor verschillende middelen.
Summary of Contents for HVLP200
Page 2: ...2 A B C D E F ...
Page 3: ...3 G H I J K L ...
Page 4: ...4 M N O P Q R ...
Page 5: ...5 T S ...
Page 109: ...109 ...