58
| Nederlands
3 609 929 C44 | (6.12.13)
Bosch Power Tools
Montage
Voorzieningen voor veilige toepassing
Als u het persluchtgereedschap in een ophang- of op-
spanvoorziening wilt gebruiken, dient u erop te letten
dat u het eerst in de voorziening bevestigt voordat u
het op de persluchttoevoer aansluit.
Daardoor voort-
komt u dat u het gereedschap per ongeluk inschakelt.
Ophangvoorziening
Met de ophangbeugel
3
kunt u het persluchtgereedschap aan
een ophangvoorziening bevestigen.
– Draai de bovenste, voorste bouten
1
met een inbussleutel
(zie „Technische gegevens”) linksom van het machinehuis
van het persluchtgereedschap los. Verwijder de onderle-
gringen
2
en steek deze op de schroeven
1
. Schroef de op-
hangbeugel
3
met de bouten en onderlegringen rechtsom
aan het machinehuis van het persluchtgereedschap vast.
Controleer regelmatig de toestand van de ophangbeu-
gel en de haken in de ophangvoorziening.
Aansluiting op de luchttoevoer
Let erop dat de luchtdruk niet lager dan 6,3 bar (91 psi)
is, omdat het persluchtgereedschap voor deze werk-
druk ontworpen is.
Houd voor een maximale capaciteit de waarden voor de in-
wendige slangdiameter en de aansluitschroefdraad in de ta-
bel „Technische gegevens” aan. Gebruik voor het instandhou-
den van de volledige capaciteit alleen slangen met een lengte
van maximaal 4 meter.
De toegevoerde perslucht moet vrij van voorwerpen en vocht
zijn om het persluchtgereedschap te beschermen tegen be-
schadiging, vervuiling en roestvorming.
Opmerking:
Het gebruik van een persluchtverzorgingseen-
heid is noodzakelijk. Deze waarborgt een correcte werking
van de persluchtgereedschappen.
Lees de gebruiksaanwijzing van de verzorgingseenheid en
neem deze in acht.
Alle armaturen, verbindingsleidingen en slangen moeten ge-
schikt zijn voor de druk en de vereiste luchthoeveelheid.
Voorkom vernauwingen van de toevoerleidingen, bijvoor-
beeld door afknellen, knikken of trekken.
Controleer in geval van twijfel de druk bij de luchtingang met
een manometer terwijl het persluchtgereedschap ingescha-
keld is.
Aansluiting van de persluchttoevoer op het persluchtge-
reedschap (zie afbeelding A)
– Verwijder de sluitdop
6
uit het aansluitstuk van de luchtin-
gang.
– Schroef de slangnippel
7
in het aansluitstuk van de luchtin-
gang
5
.
Ter voorkoming van beschadigingen aan inwendige ven-
tieldelen van het persluchtgereedschap, dient u bij het in-
en uitdraaien van de slangnippel
7
het uitstekende aan-
sluitstuk van de luchtingang
5
met een steeksleutel (sleu-
telwijdte 22 mm) tegen te houden.
– Maak de slangklemmen
13
van de luchttoevoerslang
14
los en maak de luchttoevoerslang op de slangnippel
7
vast
door de slangklem stevig vast te draaien.
Opmerking:
Bevestig de luchttoevoerslang altijd eerst aan
het persluchtgereedschap en vervolgens aan de verzorgings-
eenheid.
Inzetgereedschap wisselen
Let er bij het aanbrengen van een inzetgereedschap op
dat het inzetgereedschap stevig op de gereedschapop-
name vastzit.
Als het inzetgereedschap niet stevig met de
gereedschapopname is verbonden, kan het losraken en
niet meer onder controle worden gehouden.
Inzetgereedschap inzetten
– Schuif het inzetgereedschap
12
over het vierkant van de
gereedschapopname
10
. Let erop dat de springring
11
in
de groef van het inzetgereedschap vergrendeld wordt.
Gebruik alleen inzetgereedschappen met een passende
schacht (zie „Technische gegevens”).
Gebruik geen adapters.
Inzetgereedschap verwijderen
– Trek het inzetgereedschap
12
los van de gereedschapop-
name
10
. Vastzittend inzetgereedschap kan door lichte
slagen met een rubber hamer worden losgemaakt.
Gebruik
Ingebruikneming
Het persluchtgereedschap werkt optimaal bij een werkdruk
van 6,3 bar (91 psi), gemeten aan de luchtinlaat bij ingescha-
keld persluchtgereedschap.
Controleer welke draairichting is ingesteld voordat u
het persluchtgereedschap inschakelt.
Als u bijvoor-
beeld een schroef wilt losdraaien en de draairichting is in-
gesteld op vastdraaien, kan een heftige, ongecontroleerde
beweging van het persluchtgereedschap optreden.
Draairichting en draaimoment instellen (zie afbeelding B)
De draairichtingomschakelaar
4
dient zowel voor het instellen
van de draairichting als voor het instellen van het draaimo-
ment.
Bedien de draairichtingomschakelaar alleen als het ge-
reedschap stilstaat.
0 607 450 614
–
Rechtsdraaien:
Voor het indraaien van schroeven en moe-
ren draait u de draairichtingomschakelaar
4
in de richting
van de wijzers van de klok op 1 (laagste draaimoment), 2
of tot aan de aanslag (hoogste draaimoment).
–
Linksdraaien:
Voor het losdraaien van de schroeven en
moeren draait u de draairichtingomschakelaar
4
tegen de
richting van de wijzers van de klok.
„Forward” betekent rechtsdraaien.
„Reverse” betekent linksdraaien.
F
R
OBJ_BUCH-275-003.book Page 58 Friday, December 6, 2013 3:12 PM