66
| Nederlands
1 609 929 K21 • 3.11.06
f
Gebruik altijd zaagbladen met de juiste
maat en met een passende vorm van het
opnameboorgat (bijv. stervormig of rond).
Zaagbladen die niet bij de montagedelen van de
zaagmachine passen, lopen niet rond en leiden tot
het verliezen van de controle.
f
Gebruik nooit beschadigde of verkeerde
onderlegringen of schroeven voor het zaag-
blad.
De onderlegringen en schroeven voor het
zaagblad zijn speciaal geconstrueerd voor deze
zaagmachine, voor optimaal vermogen en optimale
bedrijfszekerheid.
f
Oorzaken en voorkoming van een terugslag:
– Een terugslag is de plotselinge reactie als
gevolg van een vasthakend, vastklemmend of ver-
keerd gericht zaagblad. Deze reactie leidt ertoe
dat een ongecontroleerde zaagmachine uit het
werkstuk omhoogkomt en in de richting van de
bedienende persoon beweegt.
– Als het zaagblad in de zich sluitende zaaggroef
vasthaakt of vastklemt, wordt het geblokkeerd en
slaat de motorkracht de zaagmachine in de rich-
ting van de bedienende persoon terug.
– Als het zaagblad in de zaagopening wordt
gedraaid of verkeerd wordt gericht, kunnen de tan-
den van de achterste zaagbladrand in het opper-
vlak van het werkstuk vasthaken, waardoor het
zaagblad uit de zaagopening beweegt en achter-
uitspringt in de richting van de bedienende per-
soon.
Een terugslag is het gevolg van het verkeerd
gebruik of onjuiste gebruiksomstandigheden van
de zaagmachine. Terugslag kan worden voorko-
men door geschikte voorzorgsmaatregelen, zoals
hieronder beschreven.
f
Houd de zaagmachine met beide handen
vast en breng uw armen in een stand waarin
u de terugslagkrachten kunt opvangen. Blijf
altijd opzij van het zaagblad en breng het
zaagblad nooit op één lijn met uw lichaam.
Bij een terugslag kan de zaagmachine naar achte-
ren springen. De bedienende persoon kan de
terugslagkrachten echter door geschikte voor-
zorgsmaatregelen beheersen.
f
Als het zaagblad vastklemt of als u de werk-
zaamheden onderbreekt, schakelt u de
zaagmachine uit en houdt u deze rustig in
het materiaal totdat het zaagblad tot stil-
stand is gekomen. Probeer nooit om de
zaagmachine uit het werkstuk te verwijde-
ren of de machine achteruit te trekken
zolang het zaagblad beweegt. Anders kan er
een terugslag optreden.
Stel de oorzaak van
het vastklemmen van het zaagblad vast en maak
deze ongedaan.
f
Als u een zaagmachine die in het werkstuk
steekt weer wilt starten, centreert u het
zaagblad in de zaaggroef en controleert u of
de zaagtanden niet in het werkstuk zijn vast-
gehaakt.
Als het zaagblad vastklemt, kan het uit
het werkstuk bewegen of een terugslag veroorza-
ken wanneer de zaagmachine opnieuw wordt
gestart.
f
Ondersteun grote platen om het risico van
een terugslag door een vastklemmend zaag-
blad te verminderen.
Grote platen kunnen
onder hun eigen gewicht doorbuigen. Platen moe-
ten aan beide zijden worden ondersteund, zowel in
de buurt van de zaagopening als aan de rand.
f
Gebruik geen stompe of beschadigde zaag-
bladen.
Zaagbladen met stompe of verkeerd
gerichte tanden veroorzaken door een te nauwe
zaagopening een verhoogde wrijving, vastklem-
men van het zaagblad of terugslag.
f
Draai voor het begin van de zaagwerkzaam-
heden de instellingen voor de zaagdiepte en
de zaaghoek vast.
Als de instellingen tijdens het
zagen veranderen, kan het zaagblad vastklemmen
en kan er een terugslag optreden.
f
Wees bijzonder voorzichtig bij „invallend
zagen” in bestaande muren of andere plaat-
sen zonder voldoende zicht.
Het invallende
zaagblad kan bij het zagen in niet-zichtbare voor-
werpen blokkeren en een terugslag veroorzaken.
f
Controleer voor elk gebruik of de onderste
beschermkap correct sluit. Gebruik de zaag-
machine niet als de onderste beschermkap
niet vrij kan bewegen en niet onmiddellijk
sluit. Klem of bind de onderste beschermkap
nooit in de geopende stand vast.
Als de zaag-
machine op de vloer valt, kan de onderste
beschermkap verbogen worden. Open de
beschermkap met de terugtrekhendel en contro-
leer dat de kap vrij beweegt en dat deze bij alle
zaaghoeken en zaagdiepten het zaagblad of
andere delen niet aanraakt.
f
Controleer de functie van de veer voor de
onderste beschermkap. Als de onderste
beschermkap en de veer niet correct werken,
dient u de zaagmachine te laten repareren
voordat u deze gebruikt.
Beschadigde delen,
plakkende aanslag of ophoping van spanen laten
de onderste beschermkap vertraagd werken.
f
Open de onderste beschermkap alleen met
de hand bij bijzondere zaagwerkzaamhe-
den, zoals „invallend zagen en haaks
zagen”. Open de onderste beschermkap met
de terugtrekhendel en laat deze los zodra
het zaagblad in het werkstuk is binnenge-
drongen.
Bij alle andere zaagwerkzaamheden
moet de onderste beschermkap automatisch wer-
ken.
OBJ_BUCH-244-001.book Page 66 Friday, November 3, 2006 10:39 AM