84
| Nederlands
F 016 L81 139 | (16.10.14)
Bosch Power Tools
Indien nodig draait u de kettingspanknop
14
iets om de
kettingspanbout
25
met het boorgat van het zwaard
10
op
één lijn te brengen.
– Controleer of alle delen goed geplaatst zijn en houd het
zwaard met de zaagketting in deze stand.
(zie afbeelding A2)
– Draai de kettingspanknop
14
zo ver tot de zaagketting
slechts licht gespannen is.
– Breng de afdekking
13
nauwkeurig aan.
– Schroef de vastzetknop
12
handvast op de bevestigings-
bout
21
. (zie afbeelding A3)
Als de blokkeerknop te vast wordt aangedraaid, kan de
zaagketting tijdens het gebruik spanning verliezen.
De vastzetknop mag het blad slechts licht vastklem-
men.
Zaagketting spannen (zie afbeeldingen A1–A3
en E) (AKE 30 S/35 S/1835 S/40 S/45 S)
Controleer de kettingspanning vóór het begin van de werk-
zaamheden, na de eerste keren zagen en tijdens het zagen re-
gelmatig elke 10 minuten. In het bijzonder bij nieuwe zaagket-
tingen moet in het begin met verslapping worden gerekend.
De levensduur van de zaagketting is in grote mate afhankelijk
van voldoende smering en juiste spanning.
Span de zaagketting niet wanneer deze zeer heet is, omdat de
ketting na het afkoelen samentrekt en dan te strak op het
zwaard ligt.
– Leg de kettingzaag op een recht oppervlak neer.
– Controleer of de kettingschakels goed in de geleidings-
sleuf van het zwaard
10
en op het kettingwiel
20
liggen.
– Draai de vastzetknop
12
slechts zo ver dat het zwaard nog
in de juiste stand wordt gehouden (
vastzetknop niet ver-
wijderen!
).
– Draai de kettingspanknop
14
in de richting van de wijzers
van de klok tot de juiste kettingspanning is bereikt. De
draaiende beweging duwt de kettingspanbout
25
en daar-
mee het zwaard
10
naar voren.
– De zaagketting
9
is goed gespannen als deze in het midden
ca. 5–10 mm kan worden opgetild. Dit moet met één hand
gebeuren door het omhoogtrekken van de zaagketting te-
gen het eigen gewicht van de kettingzaag.
– Als de zaagketting
9
te sterk gespannen is, draait u de ket-
tingspanknop
14
tegen de wijzers van de klok in. Contro-
leer vervolgens nogmaals de kettingspanning. Indien nodig
stelt u de kettingspanning zoals beschreven bij.
– Schroef de vastzetknop
12
handvast op de bevestigings-
bout
21
.
Als de blokkeerknop te vast wordt aangedraaid, kan de
zaagketting tijdens het gebruik spanning verliezen.
De vastzetknop mag het blad slechts licht vastklem-
men.
Montage van zwaard en zaagketting
(zie afbeelding B) (AKE 30/35/40)
– Pak alle delen voorzichtig uit.
– Leg de kettingzaag op een recht oppervlak neer.
– Leg de zaagketting
9
in de rondlopende groef van het
zwaard
10
. Let daarbij op de juiste looprichting. Vergelijk
daarvoor de zaagketting met het looprichtingsymbool
22
.
– Leg de kettingschakels om het kettingwiel
20
en breng het
zwaard
10
zodanig aan dat de bevestigingsbout
21
en de
beide zwaardgeleidingsbruggen
24
in het langgat van het
zwaard
10
en de kettingspanbout
25
in het bijbehorende
boorgat van het zwaard
10
grijpt.
Indien nodig draait u de kettingspanschroef
27
om de ket-
tingspanbout
25
op één lijn te brengen met het boorgat
van het zwaard
10
.
– Controleer of alle delen goed geplaatst zijn en houd het
zwaard met de zaagketting in deze stand.
– Breng de afdekking
13
nauwkeurig aan.
– Draai de bevestigingsmoer
26
op de bevestigingsbout
21
handvast aan.
Zaagketting spannen (zie afbeeldingen B en E)
(AKE 30/35/40)
Controleer de kettingspanning vóór het begin van de werk-
zaamheden, na de eerste keren zagen en tijdens het zagen re-
gelmatig elke 10 minuten. In het bijzonder bij nieuwe zaagket-
tingen moet in het begin met verslapping worden gerekend.
De levensduur van de zaagketting is in grote mate afhankelijk
van voldoende smering en juiste spanning.
Span de zaagketting niet wanneer deze zeer heet is, omdat de
ketting na het afkoelen samentrekt en dan te strak op het
zwaard ligt.
– Leg de kettingzaag op een recht oppervlak neer.
– Draai de bevestigingsmoer
26
tegen de richting van de wij-
zers van de klok (ca. 1 – 2 slag) los.
– Controleer of de kettingschakels goed in de geleidings-
sleuf van het zwaard
10
en op het kettingwiel
20
liggen.
– Draai de kettingspanschroef
27
met het instelgereed-
schap
18
in de richting van de wijzers van de klok tot de
juiste kettingspanning is bereikt. De draaiende beweging
duwt de kettingspanbout
25
en daarmee het zwaard
10
naar voren.
– De zaagketting
9
is goed gespannen als deze in het midden
ca. 5–10 mm kan worden opgetild. Dit moet met één hand
gebeuren door het omhoogtrekken van de zaagketting te-
gen het eigen gewicht van de kettingzaag.
– Als de zaagketting
9
te sterk gespannen is, draait u de ket-
tingspanschroef
27
iets tegen de wijzers van de klok in.
Controleer vervolgens nogmaals de kettingspanning. In-
dien nodig stelt u de kettingspanning zoals beschreven bij.
– Draai de bevestigingsmoer
26
met de gereedschapsleutel
vast.
OBJ_BUCH-2245-001.book Page 84 Thursday, October 16, 2014 11:51 AM