26
1. Belangrijke veiligheids-
wenken
Om veiligheidsredenen (ontploffingsgevaar
door vonkvorming)
vóór het vastklemmen
van de laadkabels en vóór het aanslui-
ten op
het net
de gecombineerde span-
nings- en laad-stroomkeuzeschakelaar (4) op
„0“ (uit) zetten.
Na het opladen
vóór het losmaken van de
laadkabels en alvorens het netsnoer
uit het stopcontact te trekken
de scha-
kelaar (4) op „0“ tuit) zetten.
Onderhoudsvrije accu’s mogen niet samen
met standaard accu’s worden opgeladen!
Toestel niet in wasruimten of in vochtige
ruimten gebruiken! Tegen spatwater be-
schermen.
Wanneer de accu in het voertuig wordt
opgeladen of bij starthulp moeten de aanwi-
jzingen van de autofabrikant in acht worden
genomen. Wanneer elektronische systemen
kunnen worden beschadigd, moeten de toe-
voerkabels naar de accu worden losgemaakt
voordat de accu wordt opgeladen.
Let op! Laadgassen zijn explosief!
In de buurt van de accu mag niet worden
gerookt! Open vuur en vonken bij de omgang
met kabels en elektrische toestellen moeten
worden vermeden.
Daarom moet bij het aansluiten van de accu
beslist de volgorde worden aangehouden die
onder „5. Aansluiting“ en „6.Opladen,
starthulp“ is beschreven!
2. Bedienings- en indicatie-
elementen
1 Controlelampje „aan“
Gaat uit, wanneer de thermische schake-
laar in werking treedt.
2 Controlelampje rood (alleen bij
SL 2470 C) (polariteit?, contact?)
Gaat branden, wanneer het toestel is
ingeschakeld en:
- de accu niet is aangesloten
- bij slecht contact aan de accuklemmen.
- de accu te sterk ontladen is (spanning
onder 0,7 V)
- de accu verkeerd is aangesloten
In alle bovengenoemde gevallen wordt de
laadstroom niet aan de accu doorgegeven.
3 Ampèremeter
Ter controle van de laadstroom.
4 Gecombineerde spannings- en laad-
stroomkeuzeschakelaar
Hiermee wordt de laadspanning op de
nominale spanning van de accu ingesteld
en de normale laadstroomsterkte via de
betreffende voertuigsymbolen ingesteld.
= Accucapaciteit tot 70 Ah
= Accucapaciteit meer dan 70 Ah
5 Schakelklok
Hiermee kan de laadstroom maximaal 2 uur
worden verhoogd om snel op te laden. Na
afloop van de ingestelde snellaadtijd wordt
vanzelf overgeschakeld op normaal laden.
6-7 Zekeringautomaten
Gecombineerde beveiliging tegen overbe-
lasting en verkeerd aansluiten (Verdere
beveiliging door elk 1 thermische scha-
kelaar in de transformator en op de gelij-
krichter). Deze schakelen automatisch uit
bij overbelasting en weer in na herstel.
8 Laadkabels
Klem rood = + (plus)
Klem blauw = - (min)
9 Handschakelaar (alleen bij SL 2470 C)
Aan de afstandsbedieningskabel voor het
inschakelen van de starthulpstroom.
10 Netsnoer
met geaarde stekker
3. Gebruik
Met de snellader kunnen standaard
autoaccu’s en onderhoudsvrije autoaccu’s
van 6,12 en 24 V en met een capaciteit van
12-180 Ah worden opgeladen.
Nederlands