- 58 -
Bediening
1. Kijk door het oculair (fig. 2, 1) en focus op een object op ongeveer 50 m afstand. Stel de beeld-
scherpte in door aan de dioptrie-instelling te draaien (fig. 2, 8).
2. Houdt de functietoets (fig. 2, 5) ongeveer 1 seconde ingedrukt om het toestel aan te zetten.
3. Als u nu door het oculair (fig. 2, 1) kijkt verschijnt in uw zichtveld de functiemelding (fig. 3).
4. Als u het toestel aangezet heeft is de afstandseenheid (M of Y) (fig. 3, 10a/11a) hetzelfde als
bij het laatste gebruik. U kunt deze eenheid veranderen door de mode-knop (fig. 2, 4) ingedrukt
te houden. De vermelding van de meeteenheid springt dan over.
5. Kies door de mode-knop (fig. 2, 4) verschillende keren in te drukken de gewenste gebruiksmo-
dus. Lees in het hoofdstuk „Display“ (punt 6) welke gebruiksmogelijkheden het toestel biedt.
6. Richt de zoekermarkering in het midden (fig. 3, 9) op het object.
7. Om een meting te doen drukt u de functietoets (fig. 2, 5) één keer kort in. De afstand of snelheid
van het object wordt dan boven bij de functiemelding weergegeven.
8. Houd de knop ingedrukt om de live modus te gebruiken. In de live modus wordt steeds de actuele
afstand aangegeven. Na 20 seconden schakelt deze functie zichzelf automatisch uit; door de knop
opnieuw in te drukken kunt u de functie herhalen.
9. Bovendien beschikt de afstandsmeter ook over 4 verschillende toepassingsmogelijkheden die na
het inschakelen door gewoon op de mode-knop (fig. 2, 4) te drukken een voor een gekozen kun-
nen worden. Deze worden dan onder in de functiemelding weergegeven. Lees in het hoofdstuk
„Display“ (punt 6) wanneer u deze dient toe te passen.