50
WALL - SMALL - STYLE
NL
10
BRANDSTOF
10.1
BRANDSTOF
•
Gebruik pellets van kwaliteit omdat dit aanzienlijk van invloed is op het warmtevermogen en op het asresidu.
•
De kenmerken van de pellets zijn: afmetingen Ø6-7mm (Klasse D06), maximum lengte 40 mm, warmtevermogen
5kWh/kg, vochtgehalte ≤ 10%, asresidu ≤ 0,7%, de pellet moet goed geperst en weinig kruimig zijn en moet
geen resten van lijm, hars en diverse additieven bevatten (er wordt geadviseerd pellets te gebruiken volgens
de norm EN14961-2 type ENplus-A1 ).
•
Het gebruik van ongeschikte pellets veroorzaakt een slechte verbranding, veelvuldige verstoppingen
van de vuurpot, verstoppingen van de afvoerpijp, een verhoging van het verbruik, een verlaging van de
warmteopbrengst, bevuiling van het glas en een verhoging van de hoeveelheid as en onverbrande korrels.
Vochtige pellets van ongeacht welk type veroorzaken een slechte verbranding en een
slechte werking. Controleer daarom of de pellets bewaard worden in een droge ruimte, op
minstens één meter afstand van de kachel en/of van iedere andere warmtebron.
•
Er wordt geadviseerd verschillende soorten pellets te proberen die in de markt verkrijgbaar zijn en om de
pellets te kiezen die de beste prestaties leveren.
•
Het gebruik van slechte pellets kan de kachel schade berokkenen en de garantie en de aansprakelijkheid
van de fabrikant doen vervallen.
•
Voor al onze producten worden materialen van de hoogsgte kwaliteit gebruikt, zoals roestvast staal,
gietijzer, enz... Deze materialen worden in het laboratorium getest voordat ze in omloop gebracht worden.
Desondanks kunnen op de onderdelen die de pelletstroom regelen (transportschroef) kleine verschillen in
het gebruikte materiaal aanwezig zijn, zoals ruwheid en porositeit, die natuurlijke afwijkingen van de toevoer
van de brandstof (pellets) tot gevolg kunnen hebben en daardoor een verhoging van de vlam kunnen
veroorzaken, dan wel een verlaging, met een mogelijke uitschakeling op de lagere vermogens als gevolg.
•
Afhankelijk van het type pellets kan het mogelijk zijn de parameters te moeten ijken. Wend u dan tot een
erkend assistentiecentrum.
11
INSTALLATIE
11.1
INLEIDING
•
De positie van de montage moet gekozen worden op grond van de omgeving, de afvoer en het rookkanaal.
•
Controleer bij de plaatselijke overheid of er beperkende normen zijn die betrekking hebben op de inlaat van
de verbrandingslucht, de inlaat voor de ventilatie van het vertrek, de rookafvoerinstallatie, het rookkanaal
en de schoorsteenpot.
•
Controleer of de inlaat voor verbrandingslucht aanwezig is.
•
Controleer de eventuele aanwezigheid van andere kachels of apparaten die de kamer in onderdruk kunnen
brengen.
•
Controleer met ingeschakelde kachel of er geen CO in het vertrek aanwezig is.
•
Controleer of de schoorsteen de benodigde trek heeft.
•
Controleer of tijdens de trek van de rook alles in veilige staat verkeert (eventuele rooklekken en afstanden ten
opzichte van ontvlambaar materiaal, enz...).
•
De installatie van het apparaat moet een gemakkelijke toegang voor de reiniging van het apparaat, de
rookafvoerleidingen en het rookkanaal garanderen.
•
De installatie moet een gemakkelijke toegang tot de elektrische voedingsstekker garanderen (zie
•
Om meer apparaten te kunnen installeren, moet de buitenluchtinlaat de daarvoor geschikte afmetingen