MANUAL W-3011
6
CARAT
10. VOORKOM DAT WATER IN DE MOTOR LOOPT
Bij horizontale sneden dient de motor zicht boven het zaagblad te
bevinden (zie fig. 1).
Bij verticale sneden dient de slangaansluiting zich aan de
bovenzijde van de beschermkap te bevinden, zodat het meeste
water onder de machine blijft. (zie fig. 2)
Bij het zagen in vloeren wordt veel waternevel door de motor
aangezogen. Het verdient aanbeveling om een flexibele slang (±
Ø 100 mm, lengte 2 m) aan de aanzuigopening van het motorhuis
te bevestigen, waardoor drogere lucht op afstand wordt aan-
gezogen.
11. VERVANGEN VAN DE KOOLBORSTELS
Wanneer
de
koolborstels
van
de
W-3011
LASER
muurzaagmachine zijn versleten, schakelen deze vanzelf uit. De
machine kan nu niet meer worden ingeschakeld. Vervang in dit
geval de koolborstels voor verder gebruik.
Na ongeveer 100 effectieve werkuren is het aan te raden de
slijtage van de koolborstels te controleren. Controleer tevens of
de koolborstels vrij in de borstelhouders kunnen bewegen. Ga
daarbij als volgt te werk:
-
Trek de stekker uit de wandcontactdoos
-
Draai de koolborsteldoppen volledig los door middel van een
schroevendraaier en haal de koolborstels uit de machine.
- Vervang indien nodig de koolborstels.
-
Draai de koolborsteldoppen opnieuw in de machine.
-
Schakel het apparaat in en laat hem eerst ongeveer 10
minuten vrij draaien voor u het werk aanvangt.
12. ONDERHOUD
De W-3011 LASER muurzaagmachine vraagt slechts een
minimum aan onderhoud.
-
Het is aan te raden op het einde van het werk het inwendige
van het apparaat met perslucht te reinigen.
-
Houd de ventilatie openingen in het motorhuis vrij en schoon.
-
Controleer of de kunststof geleiderollen soepel lopen. De
rollen kunnen worden gereinigd door de borgring te
verwijderen en de rol van de as te trekken.
-
Laat de apparatuur na ongeveer 300 werkuren door een
vakman controleren.
-
Gebruik uitsluitend originele wisselstukken
13. STORINGEN
De elektromotor draait niet:
1. Controleer de netspanning en/of de elektrische aansluiting
van de motor.
2. Controleer of de aardlekschakelaar in de juiste stand staat.
3. Controleer alle kabelaansluitingen op correctheid.
4. Controleer of de koolborstels nog niet zijn versleten (zie
hoofdstuk 10).
De elektromotor draait wel, maar de zaag draait niet:
1. Controleer of de bout op de flenzenset goed is aangedraaid.
2. Controleer of de tandwieloverbrenging nog naar behoren
functioneert. Draai hiertoe de uitgaande as rond en luister
aandachtig of het anker meedraait. Indien dit niet het geval is,
laat dan de machine door een erkende reparateur
controleren.
De diamantzaag slingert:
1. Controleer of de aanlegvlakken van zowel de voor- en
achterflens en het asgat van de diamantzaag schoon zijn.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
2. Controleer de rechtheid van de diamantzaag. Laat de
diamantzaag bij twijfel door de leverancier controleren.
3. Indien het vermoeden bestaat dat de slingering wordt
veroorzaakt door speling op de lagers of door een verbogen
as, laat deze dan inspecteren door de leverancier. Het
werken met een slingerende zaag kan tot gevaarlijke situaties
leiden.
De diamantzaag snijdt te traag:
Controleer de zaagdiepte. In beton en harde steen: niet meer dan
4 tot 6 cm zaagdiepte per gang. In zachte tot middelharde steen 5
tot 8 cm per gang (zie punt 6 en 8).
Controleer of de zaag bot is: wanneer de diamantkorrels
afgesleten zijn en niet meer uit de metaalbinding steken, is de
zaag bot. Dit kan worden gecontroleerd door met de nagel
langs de diamantrand te strijken. Wanneer dit glad aanvoelt, is
de diamantzaag bot. Na het wegnemen van de oorzaak voor
het bot worden, kan de zaag versneld worden opgescherpt
door een aantal zaagsneden te maken in zacht, zanderig
materiaal zoals kalkzandsteen. Voor versneld opscherpen is
een speciale slijpsteen leverbaar.
1. Bij gebruik van verlengkabels neemt het vermogen van de
motor af. De zaagsnelheid neemt af en de zaag wordt bot.
Gebruik geen verlengkabels langer dan 30 meter en zorg
voor een minimale dikte van 2,5 mm². Bij gebruik van een
kabelhaspel dient deze volledig afgerold te zijn.
2. De diamantzaag is niet geschikt voor het materiaal waarin
wordt gezaagd. In beton en harde steen moet een ander type
worden gebruikt dan in zachte tot middelharde steensoorten.
Raadpleeg uw leverancier.
3. De draairichting van de diamantzaag correspondeert niet met
die van de machine. Afhankelijk van de duur van dit onjuiste
gebruik moet de zaag van draairichting worden veranderd, of
kan de diamantzaag op deze manier gemonteerd blijven.
Raadpleeg uw leverancier.
4. De zaag draait niet centrisch. Door het slaan van de
diamantzaag in het materiaal, breken de diamantkorrels en
wordt de zaag bot. Controleer de passing van het asgat op de
flens en vervang zonodig de zaag en de flenzen. Wanneer de