23
Startvoorbereiding
Voor gebruik van de Lap Counter moeten alle voertuigen gecode-
erd worden. Voor de codering van de afzonderlijke voertuigen, zie
gebruiksaanwijzing van de Control Unit.
Valse start
Als gedurende de start-verkeerslichtfase een handregelaar van een
voertuig wordt bediend, dan wordt dit als valse start aanzien. Het
voertuig, dat de valse start heeft veroorzaakt rijdt kort vooruit en
de LED van het betreffende voertuig/de handregelaar knippert. De
race of de training wordt niet vrijgegeven en moet opnieuw worden
gestart.
Trainingsmodus
De trainingsmodus dient voor de training en de plaatsing voor de
start van de race en kan zonder ronden- of tijdinstelling worden ge-
start. Voor de instelling van de trainingsmodus handelt u als volgt:
1. Schakel de Control Unit in (ON/OFF-schakelaar).
2. De middelste LED van de Control Unit licht na ca. 1 seconde
permanent op en een kort akoestisch signaal weerklinkt.
3. De elektronische Lap Counter Carrera DIGITAL 124/132 wordt
automatisch in trainingsmodus ingeschakeld.
4. Druk eenmaal op de startknop van de Control Unit – alle LED´s
lichten permanent op.
5. Zet het/de voorgecodeerde voertuig/en op de aansluitrail.
6. Aansluitend opnieuw op de startknop drukken – de startsequentie
wordt ingeleid, de LED´s lichten op en er weerklinken akoestische
signalen.
7. Het trainingsverloop begint na afloop van de startsequentie en de
totale tijd („TIME“) begint te tellen.
Gedurende en na een training kan met toets A naar de afzonderlijke
voertuigen worden geschakeld. Hierbij wordt in de positieweerga-
ve onder het geselecteerde voertuig een verticale lijn aangetoond.
Voor het betreffende voertuig worden op het display de volgende
waarden aangetoond:
• Beste rondentijd
• Laatste rondentijd
• Achterstand op het eerste voertuig als tijdachterstand of
rondenachterstand
• Aantal gereden ronden
Om het trainingsverloop te beëindigen drukt u tijdens de race een-
maal op toets C („ESC“). Om naar het hoofdmenu terug te keren
moet er opnieuw op toets C („ESC“) worden gedrukt.
Opmerking:
Na het bheëindigen van de trainingsmodus gaan alle gegevens ver-
loren. Afzonderlijke rondetijden boven 09:59:999 kunnen niet in het
display worden aangetoond.
Ronderace
Om een ronderace in te richten drukt u in het hoofdmenu op
toets c
(„ESC“). De weergave wisselt nu in de selectiemodus.
Het woord „TRAINING“ knippert en op het display worden de letters
„CHA“ voor Change (wisselen) en „SEL“ voor Select (selecteren)
aangetoond. Met
toets A
(„CHA“) wordt de modus gewisseld tot
„LAP RACE“ knippert.
Met
toets B
(„SEL“) wordt de selectie bevestigd en men gaat naar
de volgende invoer.
In de volgende stap wordt het aantal ronden bepaald. Principieel
gebeurt er eerst de instelling van de eenheden, dan van de tienta-
llen, daarna de honderdtallen en als laatste de duizendtallen (het
overeenkomstige aantal in het display knippert). Door op toets A
(„UP“) te drukken verhoogt u het aantal. Om naar de volgende
plaatsen te wisselen, drukt u op toets B („SEL“) en stelt u de waarde
zoals beschreven in. Als het vooringestelde aantal ronden niet hoeft
te worden gewijzigd, dan bevestigt u dit door op toets B („SEL“) te
drukken tot de rondenweergave verdwijnt.
Na uitgevoerde invoer van de ronden moet als volgende de modus
voor het einde van de race worden bepaald. Met de overeenkom-
stige toetsen kan „F1“ of „SLOT“ worden geselecteerd.
F1-modus:
Nadat het eerste voertuig de ingestelde ronden heeft geabsolveerd,
wordt bij de volgende voertuigen alleen nog de actuele ronde ge-
meten.
Slot-modus:
Alle voertuigen moeten alle instelronden absolveren tot de race is
beëindigd.
Na selectie van de modus schakelt de weergave om op de modus
bedrijfsklaar en wacht op het startsignaal.
Druk eenmaal op toets „START“ aan de Control Unit en plaats de
voertuigen op de aansluitrail. Druk daarna opnieuw op de toets
Start. De startsequentie verloopt en de tijd aan de Lap Counter
begint te lopen.
Gedurende en na een ronderace kan met toets A naar de afzon-
derlijke voertuigen worden geschakeld. Hierbij wordt in de posi-
tieweergave onder het geselecteerde voertuig een verticale lijn
aangetoond. Voor het betreffende voertuig worden op het display
de volgende waarden aangetoond:
• Beste rondentijd
• Laatste rondentijd
• Achterstand op het eerste voertuig als tijdachterstand of
rondenachterstand
• Aantal gereden ronden
Als een voertuig de race heeft beëindigd wordt dit op de betreffende
positie door knipperen op het display aangetoond. Bij het einde van
de race weerklinkt er een akoestisch signaal en de displayweergave
begint te knipperen.
Om een lopende ronderace te annuleren drukt u gedurende de race
eenmaal op toets C („ESC“).
Weergave ronderace
Positie Tower
Bij gebruik van de Lap Counter in verbinding met de Position Tower
30357 wordt in de bovenste segmentweergave het ingestelde aan-
tal ronden aangetoond. Tijdens de race telt deze achteruit tot nul tot
de race door het eerste voertuig is beëindigd.
De rondenweergave met twee cijfers kan met de segmentweergave
maximaal 250 ronden weergeven. De honderdtallen worden daarbij
door de punten onderaan rechts in het betreffende segment weer-
gegeven.
2
1
1 a
1 b
1
LED segmentindicatie met 2 tekens voor indicatie van het
aantal rondes
1
a
Indicatie 100 rondes
1
b
Indicatie 200 rondes
2
Telkens LED segmentindicatie met 1 LED voor indicatie
van de racepositie van maximaal 6 voertuigen
Bij een ingesteld aantal ronden van meer dan 250 worden in het
bovenste segment twee haakjes aangetoond. Eerst vanaf nog 250
te rijden ronden telt de weergave terug tot nul.
Tijdrace
Om een tijdrace in te richten drukt u in het hoofdmenu op
toets c
(„ESC“). De weergave wisselt nu in de selectiemodus. Druk op
toe-
ts A
(„CHA“) tot in het display het woord „TIME RACE“ knippert.