NL
6. Hydraulische aansluitingen
Tankslang:
Aanbevolen minimale doorsnede:
¾″ (DN 19)
Aanbevolen nominale druk:
minimaal 6 bar
Borg de aftapslang met een geschikte slangklem op de
slangaansluiting.
7. Eerste inbedrijfstelling
Zorg ervoor dat er voldoende vloeistof
in de aanzuigtank zit.
Waarschuwing!
Mogelijke milieuvervuiling en materiële schade door
uitlopende pompvloeistof. Zorg ervoor dat pomp en
toebehoren van de installatie zich in een goede
toestand bevinden (geen lekkages!).
1. UIT-/AAN-schakelaar moet op „O“ staan.
2. De pompleiding moet eerst nog dicht zijn
en veilig in de te vullen tank eindigen.
3. Zorg ervoor dat de aanzuigleiding tot in de vloei-
stof reikt en dat er een aanzuigfilter ingebouwd is.
(Pomp heeft geen ingebouwd filter.)
4. Breng de stroomtoevoer tot stand (zie hoofdstuk 5).
5. Zet de schakelaar op „I“
➔
pomp AAN
(motor moet nu lopen).
6. Open het aftapventiel of de pompleiding
➔
Pomp zuigt aan.
Let op!
Mogelijke schade aan de pomp door drooglopen.
Als de pomp niet aanzuigt, mag deze in geen geval
langer dan tien seconden drooglopen.
7. Controleer of er na een tijdje vloeistof uit de druk-
leiding komt, nadat de lucht eruit is verdrongen.
Waarschuwing!
Mogelijke milieuvervuiling en materiële schade door
uitlopende pompvloeistof. Indien er bij het aftappen
vloeistof uittreedt, moet deze onmiddellijk met een
geschikt bindmiddel worden verwijderd en volgens
de voorschriften worden afgevoerd.
1. Zorg ervoor dat er voldoende vloeistof in de tank zit.
2.
Bevestig bij het gebruik van flexibele slangen het
uiteinde ervan aan de tank die leeggemaakt en
gevuld moet worden. Als er geen passende aanslui-
tingen voorhanden zijn, moet u de slang goed vast-
houden voordat u met het vullen begint.
3. Ventiel aan de drukzijde (aftappistool of
installatieventiel) moet eerst nog dicht zijn.
4. Zet de schakelaar op „I“
➔
pomp AAN
(motor moet nu lopen).
Let op!
Mogelijk schade aan de pomp door oververhitting bij
langer bedrijf met gesloten pompleiding (omloopmodus).
Gebruik de pomp slechts korte tijd via het ingebouwde
omloopventiel (maximaal 2-3 minuten).
5.
Open het ventiel in de pompleiding en houd daarbij
het uiteinde van de slang resp. het aftappistool
goed vast.
Sluit het ventiel aan de drukzijde als het aftappen wordt
onderbroken of beëindigd.
De tank is leeg als er aan het uiteinde van de slang
resp. het tankpistool geen vloeistof meer uittreedt en
het toerental van de pomp hoorbaar hoger wordt.
Let op!
Mogelijke schade aan de pomp door drooglopen.
Als de pomp niet meer pompt, mag deze in geen
geval langer dan 30 seconden drooglopen.
6.
Schakel na beëindiging van het aftappen de pomp
uit (schakelaar op „O“).
i
Belangrijk!
Schakel de pomp nooit uit door de pooltangen los te
koppelen of de netstekker los te trekken.
Waarschuwing!
Gevaar voor verbranding door hete oppervlakken en
mogelijke schade aan de pomp door oververhitting.
Arbeidscycli van > 10 minuten kunnen leiden tot
een temperatuurstijging van de motor. Plan na elke
arbeidscyclus van maximaal10 minuten een net zo
lange afkoelfase met uitgeschakelde motor in.
8. Bedrijf
Waarschuwing!
Gevaar voor letsel bij het pompen van vloeistoffen die
een gevaar opleveren voor de gezondheid (bijtend,
giftig enz.). Neem het veiligheidsinformatieblad van de
pompvloeistof in acht. Draag, indien er kans op contact
bestaat of bij verdamping, geschikte beschermende
kleding (oogbescherming, handschoenen, adembe-
scherming enz.). Tijdens bedrijf niet eten en drinken,
niet roken en geen open vuur gebruiken.
71
Summary of Contents for CENTRI SP30
Page 107: ...107 Notizen ...