19
5.3 AANSLUITING OP DE WATERLEIDING
‼ BELANGRIJK:
•
de aansluiting op de waterleiding moet volgens de aanwijzingen van de Fabrikant door vakbekwaam
personeel uitgevoerd worden
•
dit apparaat mag uitsluitend met koud drinkwater gebruikt worden
•
de bedrijfsdruk moeten tussen de 0,1 en 0,6 MPa liggen
•
tussen de waterleiding en de toevoerslang van het apparaat moet op zodanige wijze een kraan gemonteerd
worden dat in geval van nood de watertoevoer afgesloten kan worden
•
in geval van bijzonder kalkrijk leidingwater is het aanbevolen een polyvalent cartridge filter te installeren.
De aanwezigheid van vaste stoffen (zoals zand, enz.) kan verhinderd worden door de installatie van een
mechanisch filter, dat van tijd tot tijd gecontroleerd en gereinigd moet worden. Deze inrichtingen moeten in
overeenstemming zijn met de landelijk hiervoor geldende voorschriften
•
draai nooit de kraan voor de watertoevoer dicht als het apparaat in werking is
•
voor de aansluiting op het lichtnet watervoorziening gebruik alleen de nieuwe buizen meegeleverd met het
apparaat, gebruik geen oude leidingen of een eerder gebruikte
5.3.a TOEVOER (Fig. 7)
Plaats in de twee draadringen (14) in de watertoevoerslang (9), die bij het apparaat geleverd is, de speciale
afdichtingen (15).
Schroef een draadring stevig, maar niet te strak, ter voorkoming van barsten in de verbindingsstukken, op de
uitgang van de elektromagneetklep, die zich aan de achterzijde van het apparaat bevindt (voorzijde bij het
volledig ingebouwde model) en de andere draadring op de waterkraan (8), die ook van schroefdraad voorzien
is.
5.3.b AFVOER (Fig. 7)
Bevestig de waterafvoerslang (10) op de plaats daarvoor aan de achterkant (voorkant bij het volledig
ingebouwde model) van het apparaat en controleer of:
•
de slang van het flexibele type is
•
de binnendiameter zoals voorgeschreven 22 mm. is
•
er over de hele lengte van de afvoerslang geen vernauwingen zijn
•
de afvoerslang een hellingshoek van minstens 15% heeft
Het beste is, ervoor te zorgen dat de afvoer direct in open sifon plaatsvindt.
5.4 AANSLUITING OP HET ELEKTRICITEITSNET
‼ BELANGRIJK:
•
de aansluiting op het elektriciteitsnet moet uitgevoerd worden door professioneel gekwalificeerd en
bekwaam gesteld personeel, volgens de normen geldig in het land van gebruik
•
controleer, alvorens het apparaat op het elektriciteitsnet aan te sluiten, of de spanning van het
elektriciteitsnet overeenstemt met die op de plaat
•
verzeker u ervan dat het apparaat met een goed geaarde installatie verbonden wordt
•
controleer of het elektrische vermogen van de installatie afgestemd is op het op de plaat aangegeven
maximale vermogen van het apparaat
•
indien het apparaat geleverd wordt zonder stekker moet u voorzien in een geschikt, door een alpolige
schakelaar (7 Fig. 4) geregeld stopcontact, met een openingsafstand tussen de contacten gelijk aan of groter
dan 3 mm, waarmee de complete loskoppeling in omstandigheden van overspanning categorie III, volgens
de nationaal geldende veiligheidsvoorschriften, dat uitgerust is met zekeringen, met een aangekoppeld
differentieel en zodanig geplaatst, dat hij makkelijk bereikbaar is
•
u kunt de stekker door erkend en vakbekwaam personeel laten vervangen, mits de stekker aan de landelijk
geldende veiligheidsvoorschriften voldoet
•
indien het apparaat zonder stekker geleverd wordt en u het op permanente wijze met het elektriciteitsnet
wilt verbinden, moet u een alpolige schakelaar aanleggen (7 Fig. 4), met een openingsafstand tussen de
contacten gelijk aan of groter dan 3 mm, waarmee de complete loskoppeling in omstandigheden van
overspanning categorie III, volgens de landelijk geldende veiligheidsvoorschriften, uitgerust met zekeringen,
met een aangekoppeld differentieel en zodanig geplaatst, dat hij makkelijk bereikbaar is. Dit moet door een
gespecialiseerd technicus gedaan worden