51
Keuring van de installatie (bij commercieel/openbaar gebruik):
Vóór de eerste ingebruikneming en na ingrijpende wijzigingen dient de installatie (met inbegrip van de
elektrische aansluiting) door een deskundige gecontroleerd te worden.
De installatie moet een keer per jaar door een deskundige worden getest.
Minstens om de 4 jaar moet een keuringsproef door een deskundige worden uitgevoerd.
• Bevestig de effectstraler aan het plafond, de muur of een geschikt systeem van dwarsstangen. Het apparaat mag
nooit zonder beugel worden gemonteerd.
• Bevestig het apparaat met montagemateriaal dat geschikt is voor het bevestigingsvlak en de last van het
lichteffect kan dragen.
• Beveilig de montage bovendien met een geschikte veiligheidsvangkabel of een vangnet. De veiligheidsvangkabel
resp. het vangnet moet onafhankelijk van de hoofdbevestiging, het lichteffect in geval van een fout bij de
hoofdophanging kunnen houden.
• Stel de gewenste kantelhoek in en draai de beugelklemschroeven goed vast.
Een DMX-controller aansluiten
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor aansluitingen op DMX-controllers met DMX-512-
protocol.
• Verbind de aansluiting DMX IN (2) met de uitgang van de DMX-controller.
• Gebruik hiervoor een geschermde XLR-kabel. De controller moet zijn uitgerust met 3 (model Octopod 75 Strobe
FX) resp. 4 (model Octopod 75 LED-spot) vrije besturingskanalen.
• Verbind de aansluiting DMX OUT (3) met de DMX-ingang van het volgende apparaat. Indien het lichteffect het
laatste of enige apparaat in de DMX-keten is, dan steekt u hier een stekker met een 120 Ohm/0,25 W-
afsluitweerstand (tussen Pin2 en Pin3) in.
Pintoewijzing van de DMX-aansluiting: Pin1 = massa / pin2 = (-) / pin3 = (+)