60
12. Bediening
a)
Radiomicrofoon
LCD-display
Batterijstatusindicator en andere weergave-elementen
Aan-/uitknop
•
Om de radiomicrofoon aan te schakelen drukt u op de aan-/uitknop
(18) van de radiomicrofoon en
houd u deze ingedrukt totdat het LCD-display (16) van de microfoon begint te branden. Alle weergave-
elementen op het LCD-display verschijnen eventjes.
•
De batterijstatusindicator geeft de batterijstand weer. Het kanaalnummer van het zenderkanaal evenals
de gebruikte zendfrequentie worden getoond.
•
Om de radiomicrofoon uit te schakelen drukt u op de aan-/uitknop
van de radiomicrofoon en houd u
deze ingedrukt totdat het LCD-display van de microfoon uitgaat.
•
Schakel de radiomicrfoon tijdens langere periode van niet-gebruik uit om het stroomverbruik te
verminderen.
b)
Ontvangststation en radiomicrofoon koppelen
•
Stel alle pegelregelaars van het aangesloten audioapparaat omlaag (op de nulstand) en schakel het uit.
•
Schakel de ontvanger aan door op de tuimelschakelaar
POWER
(6) te drukken (positie
I
). Het
LCD-display (3) begint te branden. Het radiokanaalnummer, transmissiefrequentie en andere
kanaalparameters worden voor elk van de beide audiokanalen A en B aan beide zijden van het LC-
display apart weergegeven.
•
De volgorde van het koppelen van de radiofrequentie van een audiokanaal kan zelf worden gekozen.
•
Kies het gewenste frequentieband voor de ontvangst van een van de audiokanalen A of B door op de
bijbehorende knoppen
UP
en
DOWN
(7) of (8) aan het ontvangststation te drukken. U heeft de keuze uit
16 frequentiebanden voor ieder audiokanaal. Als er geen microzender actief is op het kanaal, knippert
het symbool
.
•
Druk op de aan-/uitknop
(18), om de radiomicrofoon in te schakelen.
• Druk op de knop
ID.A
(4) of
ID.B
(2) aan het ontvangststation totdat het koppelingssymbool
knippert.
•
Bij ingeschakelde microfoonzender en tijdens het knipperen van het koppelingssymbool op het LCD-
display van het ontvangststation drukt u twee keer snel achter elkaar op de aan-/uitknop
(
18) van de
radiomicrofoon om de zender met de ontvanger op het desbetreffende kanaal te koppelen. Zender en
ontvanger pogen te koppelen. Op beide LCD-displays verschijnt nu het knipperende koppelingssymbool.