61
•
Na succesvolle koppeling wordt het dienovereenkomstige identificatiesymbool
of
van het
bijbehorende audiokanal op het LCD-display van het ontvangststation getoond. Het bij het audiokanaal
behorende symbool
gaat uit. De meegeleverde microfonen tonen na de koppeling hun momenteel
gebruikte zendfrequentie op het desbetreffende LCD-display (16). Ontvangststation en radiomicrofoon
tonen in gekoppelde toestand dezelfde frequentie en hetzelfde radiokanaalnummer. Een microfoon
stuurt vervolgens signalen via dit gekoppelde kanaal.
• Als een tweede microfoon gebruikt moet worden, herhaalt u de voorheen beschreven stappen op
dezelfde manier voor het tweede nog niet gekoppelde audiokanaal (A of B).
• Een gekoppelde microfoon kan nu worden gebruikt.
Houd er rekening mee, dat u niet twee microfonen op verschillende radiofrequenties van
hetzelfde audiokanaal kunt gebruiken. Als in dezelfde omgeving nog andere radiogestuurde
apparaten in gebruik zijn, dient u ervoor te zorgen, dat ieder op een andere frequentie werkt.
• Neem het aangesloten audioapparaat weer in gebruik.
•
Stel met behulp van de volumeregelaars
VOLUME.A
(5) en
VOLUME.B
(1) aan het ontvangststation en de
volumeregelaar aan het aangesloten audioapparaat het gewenste volume in.
•
Herhaal dit koppelingsproces voor elk van de afzonderlijke radiokanalen (tot max. 2 x 16 radiokanalen).
•
Een gekoppelderadiomicrofoon stuurt de opgenomen signalen naar het ontvangststation. Deze stuurt de
signalen verder naar het aangesloten audioapparaat. De reikwijdte van de zender bedraagt tot max. 30
m in het vrije veld.
•
Schakel het ontvangststation bij het beëindigen van het gebruik uit door het drukken van de
tuimelschakelaar
POWER
(6) (positie
0
).
U kunt de koppeling indien nodig ook auditief volgen, als donkerheid of slechte zichtbaarheid dit
noodzakelijk zouden maken. Schakel hiervoor het ontvangststation en de aangesloten apparaten
aan en regel de bij het desbetreffende audiokanaal (A of B) behorende volumeregelaar heel
voorzichtig een beetje omhoog, zodat een geluid hoorbaar wordt in de luidspreker. Tijdens het
koppelen hoort u herhaaldelijk een controlegeluid, dat na succesvolle koppeling verandert in
een continu geluid. Dit laatste geeft aan, dat een koppeling succesvol was.
13.
Verhelpen van storingen
Met het radiomicrofoonset heeft u een product gekocht dat gebouwd is volgens de meest geavanceerde
technologie en bovendien zeer veilig is. Er kunnen evenwel problemen of storingen optreden. Hieronder
vindt u enkele procedures die u kunnen helpen bij het oplossen van mogelijke storingen: