NEDERLANDS
96
Identificatieco
de
Beschrijving Fabrieksparameters
Herstel van de fabrieksinstellingen
(toetsen SET en + voor 2 seconden bij de inschakeling)
A.D.
M/T 1.0
A.D.
M/T 2.2
A.D.
T/T 3.0
A.D.
T/T 5.5
EE
Schrijven en lezen naar en van EEprom van de fabrieksinstellingen
Fout- en statuscondities
bL
Blokkering wegens ontbreken water
bP
Blokkering wegens afwezige druksensor
LP-E1
Blokkering wegens lage voedingsspanning
HP
Blokkering wegens hoge voedingsspanning
ot
Blokkering wegens oververhitting van de eindvermogenstrappen
oC
Blokkering wegens te hoge stroom in de motor van de elektropomp
oF
Blokkering wegens te hoge stroom in de eindtrappen
SC
Blokkering wegens kortsluiting op de uitgangsfasen
EC
Blokkering wegens niet ingestelde nominale stroom (rC)
of nominale frequentie (Fn)
E0…E7
Interne fout 0…7
F1
Status / Alarm ingang 1
F3
Status / Alarm ingang 3
1.21
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN.
Melding A.D.
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
EC
Stroom (rC) van de pomp niet ingesteld
Stel de parameter rC in
bL
1) Geen water
2) Pomp niet volgezogen
3) Draairichting omgekeerd
1-2) Vul de pomp en controleer of er geen lucht in de
leiding zit. Controleer of de aanzuiging of eventuele filters
niet verstopt zijn. Controleer of de leiding van de pomp
naar de A.D. geen defecten of lekkages vertoont.
3) Controleer de draairichting, parameter rt
OF
1) Te grote opname
2) Pomp geblokkeerd
1) Controleer het type aansluiting, ster of driehoek.
Controleer de draairichting, parameter rt.
Controleer of de motor geen hoger stroom opneemt dan de
maximumstroom die door de A.D. wordt afgegeven
2) Controleer of de waaier of de motor niet worden
geblokkeerd of afgeremd door vreemde voorwerpen.
Controleer de aansluiting van de fasen van de motor.
OC
1) Pompstroom verkeerd ingesteld (rC).
2) Pomp geblokkeerd
1) Stel rC in op de stroom die hoort bij het type aansluiting,
ster of driehoek, dat is aangegeven op het kenplaatje van de
motor.
Controleer de draairichting, parameter rt.
2) Controleer of de waaier of de motor niet worden
geblokkeerd of afgeremd door vreemde voorwerpen.
Controleer de aansluiting van de fasen van de motor.
E1
of
LP
1) Lage voedingsspanning
2) Te grote spanningsval op de lijn
1) Controleer of de juiste lijnspanning aanwezig is.
2) Controleer de doorsnede van de voedingskabels.
Sb
of
Go
Knipperlichten
Geen communicatie
Controleer of de parameter Ad goed is ingesteld. Controleer
of de onderlinge verbindingskabel aangesloten en intact is.
Controleer of de aansluitingen op de pinnen van de
connectors exact overeenstemmen.
bP
Druksensor afgekoppeld
Controleer de aansluiting van de kabel van de druksensor
SC
Kortsluiting tussen de fasen
Verzeker u ervan dat de motor goed is en controleer de
aansluitingen naar de motor
Tabel 9 Oplossen van veel voorkomende problemen.
Summary of Contents for ACTIVE DRIVER M/T 1.0
Page 275: ...270...