NEDERLANDS
55
Rif.
Functie (zie referenties op schakelschema's)
QM1
Stroomonderbreker (magnetothermisch) voor bescherming tegen overbelasting en kortsluiting van de
voedingslijn van de motor P1, met handmatige reset.
QS1
Scheidingsschakelaar van de voedingslijn.
SB1
Drukknop voor de handmatige bediening van de elektropomp (zolang de knop is ingedrukt).
D1
Handmatige instelling van de minutenschaal voor het instellen van de stoptijd van 3 tot 12 minuten na
inwerkingtreding van de beveiliging tegen droog functioneren (binnen de module M2S).
SP1
Microswitch (op de module M2S) voor handmatige instelling van de volgende functies:
Schakelaar “1”:
geforceerde stopfunctie van de elektropomp in het geval men
te vaak probeert te starten. MAX. één startpoging per minuut.
Schakelaar “2”:
instelling voor werking van de installatie al naargelang het
aantal elektrische sondes dat men wil gebruiken.
Schakelaar “3”:
instelling voor legende of vullende werking (alleen mogelijk
met de ondersteuning van twee sondes).
OFF
1
60
L
L
M
2
3
SP2
Microswitch (op de module M2S) voor handmatige instelling van de werking van de elektrische sondes bij
legende of vullende werking.
Schakelaar “1”:
door deze schakelaar op ON te zetten, worden de elektrische
sondes met legende werking geactiveerd.
Schakelaar “2”:
door deze schakelaar op ON te zetten, worden de elektrische
sondes met vullende werking geactiveerd. LET OP: schakelaar “1” mag NIET
op ON staan.
2
1
ON
1
2
ON
HL2
Rood indicatielampje dat de beveiliging tegen droog functioneren en te vaak starten signaleert.
HL3
Groen indicatielampje dat aangeeft dat de elektropomp voeding krijgt.
De bediening B hoeft niet geaard te worden
; deze bediening is aangesloten
op het veiligheidscircuit PELV (CEI EN 60204-1).
Q
31 - 32
Aansluitklemmen voor alarm op afstand om te signaleren dat de beveiliging tegen droog functioneren en tegen
te vaak starten in werking is getreden.
Contactkarakteristieken:
zonder potentiaal
, NA (normaal open);
5 Amp;
250V.
B
3 - 4
Aansluitklemmen op 24 a.c. voor drukschakelaar, vlotter voor controle van het minimumniveau van het water
of andere afstandsbediening die aangesloten moet worden door de brug te verwijderen. Maximaal toegestane
weerstand voor de besturingscircuits
5 K
.
I
18
Aansluitklem op 24V a.c. voor de gemeenschappelijke elektrische sonde, te gebruiken in systemen waar het
water niet in rechtstreeks contact is met het aardingssysteem (maximale weerstand elektrische sonde lager dan
of gelijk aan 80 Kohm).
L
19
Aansluitklemmen op 24V a.c. voor de elektrische sonde voor controle van het maximumniveau of het droog
functioneren, afhankelijk van de instelling bij ref. SP1 (maximale weerstand elektrische sonde lager dan of
gelijk aan 80 Kohm).
M
20
Aansluitklem op 24V a.c. per elektrische sonde voor controle van het minimumniveau. (maximale weerstand
elektrische sonde lager dan of gelijk aan 80 Kohm).
L1-N
Aansluitklemmen elektrische dompelpompen met besturingseenheid (BOX)
U dient zich strikt aan de voorgeschreven correspondenties te houden.
8.3 Elektrische
aansluiting
8.3.1 Verzeker u ervan dat de hoofdschakelaar van het verdeelschakelpaneel in de stand OFF (O) staat en dat niemand
hem per ongeluk in werking kan stellen, alvorens de voedingskabels aan te sluiten op de klemmen L1 - N van
de lijningang.
8.3.2 Houd u strikt aan de geldende bepalingen inzake veiligheid en ongevallenpreventie.
8.3.3
Verzeker u ervan dat alle klemmen goed bevestigd zijn;
controleer met name de aardingsklem.
8.3.4 Sluit de kabels aan op het klemmenbord aan de hand van de schakelschema’s in het bijgevoegde boekje.
8.3.5 Controleer of alle aansluitkabels in goede staat zijn en of de externe huls onbeschadigd is.