78
Wanneer de universele zender uit de fabriek komt, heeft hij een fabrieksparameterring voor elk circuit.
Indien deze parameterring overeenkomt met de aanwending van de universele zender, voer dan de aanleringsprocedure van het (de)
circuit(s) door met de centrale.
Circuit n° 1: aanwending als technische detector (gebruik van aansluitklem n° 1)
• soort sensor op afstand: NO (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie: 6),
• soort detector: technische schademelder (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie: 6),
• geen inhibitie na elke detectie: inhibitie inactief (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie: 1),
• alarmsignaalniveau: specifiek voor een technische detector (zie Systeemhandleiding).
Circuit n° 2: aanwending als in- en uitschakelingsbediening (gebruik van aansluitklem n°2)
• soort contact op afstand: een bistabiele bediening NG (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie = 5),
• instructie doorgezonden door de activering van het circuit: totale inschakeling (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie: 23),
• instructie doorgezonden door inactivering van het circuit: totale uitschakeling (parameterwaarde bij fabrieksconfiguratie: 21).
3. Parameterring
OPGELET: in alle gevallen is het noodzakelijk eerst de parameterring van het circuit door te voeren alvorens het circuit aan de centrale aan te
leren. Zie hiervoor het hoofdstuk “Vergevorderde parameterring”.
Summary of Contents for 221-21 Series
Page 111: ...111 ...