45
Batterijspanning testen
De batterij-testinstelling van het elektro-afrasteringsapparaat
kan worden gebruikt om de batterijspanning te controleren.
Als de keuzeschakelaar is ingesteld op Batterijtest
, geven
de signaallampjes de ingangsspanning aan. Dit kan nuttig
zijn om de batterijlading te controleren.
N.B.:
Als de keuzeschakelaar op Batterijtest
is ingesteld,
geeft het elektro-afrasteringsapparaat langzame
stroomimpulsen (met tussenpozen van 2,5 seconden) en de
afrastering is stroomvoerend.
Lampjes
Ingang-
sspanning
Installatie met alleen
batterij
Boven
17,0 V Abnormale toestand,
controleer batterij en
aansluitingen.
12,6 V-17,0 V Volledige
batterijspanning
(80-
100%):
•
Geen actie vereist.
of
12,3-12,6 V
12,0-12,3 V
Middelsterke
batterijspanning (50-
80%):
•
Geen actie vereist.
11,7-12,0 V Lage batterijspanning
(20-50%):
•
Controleer
batterijspannin.
•
Laad de batterij om
op termijn schade
aan de batterij te
voorkomen.
11,2-11,7 V Zeer lage
batterijspanning (10-
20%):
•
Laad de batterij
onmiddellijk op.
•
Het elektro-
afrasteringsapparaat
gaat automatisch
over op Lage
Snelheid en Laag
Uitgangsvermogen
om het resterende
vermogen en de
energie in de batterij
te sparen.
Onder 11,2 V Onvoldoende
batterijspanning:
•
Laad de batterij
onmiddellijk op.
•
Het elektro-
afrasteringsapparaat
wordt uitgeschakeld
om de batterij te
ontzien.
N.B.:
-
Bij extreme temperaturen gelden deze richtlijnen
mogelijkerwijs niet.
-
De batterijtestresultaten verschijnen 30 seconden lang op
het display nadat de keuzeschakelaar op Batterijtest is
gezet.
Als de keuzeschakelaar op Batterijtest
is gezet, geeft het
LCD-display de ingangsspanning aan.
Als de spanning buiten het normale bereik ligt (onder 11,8 V
of boven 17 V), knippert het batterijsymbool.
Bij normale werkwijze en als de keuzeschakelaar is ingesteld
op
,
, of , knippert het batterijsymbool op het
LCD-display als de batterijspanning zeer laag is. Laad de
batterij onmiddellijk op.