96
Afb. 5.6
A
Afb. 5.5
Afb. 5.4
J
Afb. 5.3
J
VERVANGING SPROEIERS
VAN DE BRANDERS
Ga als volgt te werk om de sproeiers te
vervangen:
✓
Verwijder de panroosters en de kapjes
van de branders, trek de bedienings-
knoppen en de eventueel aanwezige
ontstekingsknop los en verwijder ook
deze.
✓
Vervang m.b.v. een pijpsleutel de
sproeiers “J” (afb. 5.3 - 5.4) door nieu-
we die geschikt zijn voor het type gas
dat gebruikt wordt.
De branders zijn zodanig ontwikkeld
dat regeling van de primaire lucht niet
nodig is.
AFSTELLING VAN HET MINI-
MUM VAN DE GASBRANDERS
Wanneer er wordt overgestapt op het
gebruik van een ander type gas, moet de
minimumstand van de gaskraan zodanig
worden geregeld dat de brander een 4 mm
lange vlam geeft en dat deze niet dooft
wanneer de gaskraan snel van de hoogste
naar de laagste stand wordt gedraaid.
U regelt de minimumstand op de volgen-
de wijze, terwijl de brander aan is:
– Draai de bedieningsknop in de mini-
mumstand.
– Verwijder de bedieningsknop.
Voor kranen met een stelschroef bin-
nenin de staaf (afb. 5.5):
– draai met een schroevendraaier met
max. diam. 3 mm aan de schroef bin-
nenin het staafje van de kraan, totdat
de juiste instelling verkregen wordt.
Voor kranen met een stelschroef op
het kraanlichaam (afb. 5.6):
✓
draai de schroef “A” met een
schroevendraaier, totdat de juiste
instelling verkregen wordt.
✓
Bij modellen met ontsteking
ingebouwd in de knop van de
gaskraan is schroef “A” te bereiken
door een speciale opening in de
microschakelaar.
Voor het gas G30/G31 moet de stelsch-
roef geheel worden aangedraaid
DE GASKRANEN SMEREN
Als een gaskraan stroef draait moet deze
worden gedemonteerd, schoongemaakt
met benzine en ingesmeerd met speciaal
warmtebestendig vet.
Deze ingreep moet door een bevoegd
vakman worden gedaan.