INGEBRUIKNAME
Voordat de generator in gebruik wordt genomen, en dus voordat
deze op de netvoeding wordt aangesloten, dient u zich ervan te
verzekeren dat de speci
fi
caties van de netvoeding overeenko-
men met de speci
fi
caties op het identi
fi
catieplaatje.
WAARSCHUWING:de elektriciteitskabel van de generator
moet geaard zijn en voorzien zijn van eenmagnetothermi-
sche aardlekschakelaar.De stekkervan de generator dient
in een stopcontact voorzienvan een stroomonderbreker
te worden gestoken.
De generator kan alleen in automatische modus werken als er
een besturingseenheid zoals bijvoorbeeld een thermostaat of
klok op de generator wordt aangesloten door de kabel van deze
eenheid aan te sluiten op contactpunten 3 en 4 van de stekker
3 (Fig. 2) die bij het toestel is geleverd (het elektriciteitssnoer
dat de twee aansluitpunten met elkaar verbindt dient te worden
verwijderd en dient alleen opnieuw aangebracht te worden als u
de generator zonder besturingseenheid wilt laten werken).
Voor het opstarten van het toestel gaat u als volgt te werk:
• als er een besturingseenheid is aangesloten, dient u deze
zodanig in te stellen dat het toestel in werking kan treden (de
thermostaat dient bijvoorbeeld op de maximumtemperatuur te
worden ingesteld);
• zet de schakelaar 1 (Fig. 2) in de stand met het symbool: ON
de ventilatorslaat aan en na enkele seconden wordt de ver-
branding gestart.
Bij de eerste ingebruikname of nadat alle olie uit het circuit is
verwijderd, is de oliestroom uit de straalpijp mogelijk onvol-
doende, zodat de vlamregelaar van het toestel ervoor zorgt dat
de generator wordt uitgeschakeld;in dat geval wacht u ongeveer
een minuut en drukt u vervolgens op de opstartknop 1 (Fig. 2)
om het toestel opnieuw op te starten. Als het toestel niet correct
werkt gaat u in eerste instantie als volgt tewerk:
1.Verzeker u ervan dat de tank olie bevat;
2.Druk op de opstartknop 1 (Fig. 2);
3. Als de generator hierna nog niet werkt, raadpleegt u de sectie
”IDENTIFICATIE VAN PROBLEMEN”om na te gaan wat de oor-
zaak van het probleem is.
UITSCHAKELING
Om het toestel uit te schakelen dient u schakelaar 1 (Fig.2) in
de stand ”0” te zetten of de besturingseenheid afstellen, bijvoor-
beeld door de thermostaat op een lagere temperatuur te zetten.
De vlam gaatuit en de ventilator blijft werken tot de verbran-
dingskamer volledig is afgekoeld.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
De generator is voorzien van een elektronisch instrument ter
besturing van de vlam. Als er zich afwijkingen in de werking
voordoen zorgt dit instrument ervoor dat het toestel wordt uit-
geschakeld en de opstartknop 1 (Fig.2) wordt geactiveerd. Er
wordt een oververhittingsthermostaat geactiveerd die ervoor
zorgt dat de olietoevoer wordt onderbroken als de generator
oververhit raakt:de thermostaat wordt automatisch opnieuw
ingesteld zodra de temperatuur van de verbrandingskamer tot
onder het toegestane maximum is gedaald.
Voordat de generator weer in werking wordt gesteld dient de
oorzaak van de oververhitting na te worden gegaan (bijvoor-
beeld blokkering van de zuigmond en/of luchtstroom of uitscha-
keling van de ventilator).Om het toestel opnieuw op te starten
drukt u op de opstartknop en herhaalt u de instructies uit de
sectie ”
INGEBRUIKNAME
”.
TRANSPORT EN VERPLAATSING
! WAARSCHUWING Voordat u het toestelverplaatst dient
u: het toestel uit te schakelen volgens de aanwijzingen uit
de voorgaande sectie; de netvoeding uitschakelen door
de stekker uit het stopcontact te verwijderen en te wach-
ten tot de generator is afgekoeld.
Voordat de generator wordt opgetild of verplaatst dient u zich
ervan te verzekeren dat de dop van de tank goed vast zit.
De generator kan als mobiele versie zijn uitgerust met wielen of
als wandversie worden bevestigd aan steunen met verankering
door middel van kabels of kettingen.In het eerste geval kunt u
de generator bij transport simpelweg aan de daarvoor bestemde
steun op de wielen vooruit laten rollen.In het tweede geval dient
het toestel te worden verplaatst met een heftruck of vergelijk-
baar hulpmiddel.
PREVENTIEF ONDERHOUD-
SPROGRAMMA
Voor een goede werking van het toestel dienen de verbran-
dingskamer, de brander en de ventilator regelmatig te worden
gereinigd.
! WAARSCHUWING Voordat er onderhoud op het toestel
plaatsvindt dient u: het toestel uit te schakelen volgens
de aanwijzingen uit de voorgaande sectie;de netvoeding
uitschakelen door de stekker uit het stopcontact te ver-
wijderen en te wachten tot de generator is afgekoeld.
Om de 50 gebruiksuren dient u als volgt te werk te gaan:
• De
fi
ltercassette losmaken, uitnemen en reinigen met schone
olie;
• De externe cilindervormige beschermkap losmaken, de bin-
nenkant en de schoepen van de ventilator reinigen;
• De staat van de kabels en van de hoogspanningssluitingen op
de elektroden controleren;
• De brander losmaken en de onderdelen ervan reinigen;de elek-
troden reinigen en de afstand ertussen instellen op de waarde
die in het afstelschema op pagina 61 wordt aangegeven.
24
NL
MOBIELE VENTILATOR-LUCHTVERWARMER