NEDERLANDS
75
2. Duw de boorhouder (l) op de as en draai de
vergrendelingkraag in de vergrendelingpositie.
3. Om de boorhouder met de
gereedschapshouder te vervangen, verwijdert
u eerst de boorhouder op dezelfde wijze als de
gereedschapshouder werd verwijderd. Plaats
vervolgens de gereedschapshouder weer op
dezelfde wijze als de boorhouder is geplaatst.
WAARSCHUWING:
Gebruik
nooit standaard boorhouders in de
klopboormodus.
De stofkap vervangen (fi g. 3)
De stopkap (g) voorkomt dat stof in het apparaat
terecht komt. Vervang een versleten stofkap
onmiddellijk.
1. Trek de vergrendelinghuls van de
gereedschapshouder (f) naar achteren en trek
de stofkap (g) eraf.
2. Breng de nieuwe stofkap aan.
3. Laat de vergrendelinghuls van de
gereedschapshouder los.
BEDIENING
Instructies voor gebruik
WAARSCHUWING:
•
Houd u altijd aan de
veiligheidsinstructies en
toepassingregels.
•
Let op de locatie van pijpleidingen en
bedrading.
•
Oefen uitsluitend zachte druk op
het gereedschap uit (ong. 5 kg).
Overmatige druk maakt het boren niet
sneller maar vermindert de prestaties
van het gereedschap en kan de
levensduur van het gereedschap
bekorten.
•
Boor of duw niet te diep om schade
aan de stofkap te voorkomen.
•
Houd het gereedschap altijd stevig
met beide handen vast om voor
een veilige houding te zorgen
(fig. 7). Bedien het gereedschap
altijd terwijl de zijhandgreep correct
is gemonteerd.
Juiste positie van de handen (fi g. 7)
WAARSCHUWING:
Om het risico op
ernstig persoonlijk letsel te verminderen,
dient u
ALTIJD
de handen in de juiste
positie te hebben, zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING:
Om het risico op
ernstig persoonlijk letsel te verminderen,
houdt u het
ALTIJD
stevig vast,
anticiperend op een plotseling reactie.
De juiste positie van de handen betekent één hand
aan de zijgreep (l), terwijl u met de andere hand de
hoofdgreep (m) vasthoudt.
Koppelbegrenzer
Als het boorstuk vastloopt of vastzit, wordt de
aandrijving naar de booras onderbroken door de
koppelbegrenzer. Vanwege de krachten die daarbij
vrijkomen, dient u de machine altijd stevig met beide
handen vast te houden terwijl u stevig staat.
Aan- en uitschakelen (fi g. 1)
1. Om het gereedschap te bedienen drukt u
de variabele snelheidsschakelaar (a) in. De
druk die wordt uitgeoefend op de variabele
snelheidsschakelaar bepaalt de snelheid van het
gereedschap.
2. Om het gereedschap te stoppen, laat u de
schakelaar los.
3. Om het gereedschap in de positie ”uit” te
vergrendelen, schuift u de vooruit/achteruit
schuif (c) naar het midden.
Klopboren (fi g. 1)
BOREN MET EEN VAST BOORSTUK
1. Stel de moduskeuzeschakelaar (d) in op de
positie ’klopboren’.
2. Plaats het geschikte boorstuk.
OPMERKING:
Gebruik voor de beste
resultaten boorstukken met metalen punt van
hoge kwaliteit.
3. Pas de zijhandgreep (i) naar wens aan.
4. Stel indien nodig de boordiepte in.
5. Markeer het punt waar het gat dient te worden
geboord.
6. Plaats het boorstuk op de plaats en zet het
gereedschap aan.
7. Zet het gereedschap altijd uit als het werk
beëindigd is en voordat u het stroomsnoer uit
de contactdoos haalt.
Boren met een kernboor
1. Stel de moduskeuzeschakelaar (d) in op de
positie ’klopboren’.
2. Pas de zijhandgreep (i) naar wens aan.
3. Plaats de geschikte kernboor.
Summary of Contents for D25223
Page 1: ...D25313 D25223 D25323 D25324 www eu ...
Page 4: ...2 Figure 3 Figure 2 Figure 4 d i e f g ...
Page 5: ...3 Figure 7 Figure 5 Figure 6 h j c ...
Page 146: ...144 ...
Page 147: ...145 ...