63 NEDERLANDS
►
Fig.28:
1.
Werkgebied bij omzagen
— Voordat u met het omzagen begint, controleert u
de volgende punten:
•
Uitsluitend de personen die betrokken zijn
bij het omzagen mogen zich in de buurt
bevinden.
•
Iedere betrokken persoon moet een onge
-
hinderde vluchtroute hebben door een
gebied van ongeveer 45° aan weerskanten
van de vallijn. Let op het risico van struikelen
over elektrische snoeren.
•
De voet van de stam moet vrij zijn van
vreemde voorwerpen, wortels en takken.
•
Binnen een afstand van 2 1/2 keer de lengte
van de boom mogen zich geen personen of
voorwerpen bevinden in de richting waarin
de boom zal vallen.
— Let voor elke boom op de volgende punten:
•
De richting waarin de boom overhelt;
•
Losse of droge takken;
•
Hoogte van de boom;
•
Natuurlijke overhang;
•
Of de boom verrot is of niet.
— Houd rekening met de windsnelheid en -richting.
Zaag geen bomen om als er sterke windstoten zijn.
— Afkorten van worteluitwassen: Begin met de groot
-
ste uitwassen. Maak eerst de verticale zaagsnede
en daarna de horizontale zaagsnede.
— Ga aan de zijkant van de vallende boom staan.
Houd aan de achterkant van de vallende boom
een gebied vrij met een hoek van 45° aan weers
-
kanten van de vallijn (zie de afbeelding “werkge
-
bied bij omzagen”). Let goed op vallende takken.
—
U dient een vluchtroute te plannen en eventueel vrij
te maken voordat u met het zagen begint. De vlucht-
route moet diagonaal naar achteren lopen weg van
de vallijn, zoals aangegeven in de afbeelding.
►
Fig.29:
1.
Valrichting
2.
Gevarenzone
3.
Vluchtroute
Volg bij het omzagen van bomen de onderstaande
procedure:
1.
Maak een inkeping zo dicht mogelijk bij de grond.
Maak eerst de horizontale zaagsnede tot een diepte van
1/5 tot 1/3 van de stamdiameter. Maak de inkeping niet
te groot. Maak vervolgens de diagonale zaagsnede.
►
Fig.30
OPMERKING:
De inkeping bepaalt de richting waarin
de boom valt en begeleidt de val. De inkeping wordt
gemaakt aan de kant waarheen de boom moet vallen.
2.
Maak de zaagsnede aan de achterkant iets hoger
dan de horizontale zaagsnede van de inkeping. De
zaagsnede aan de achterkant moet precies horizontaal
zijn. Laat ongeveer 1/10 van de stamdiameter over
tussen de zaagsnede aan de achterkant en de inkeping.
De houtvezels in het niet-doorgezaagde deel van de
stam werken als een scharnier. Plaats op tijd wiggen in
de zaagsnede aan de achterkant.
►
Fig.31
WAARSCHUWING:
Zaag onder geen beding
de volledige diameter van de stam door.
De boom
zal dan ongecontroleerd vallen.
KENNISGEVING:
Alleen kunststof- of alumini-
umwiggen mogen worden gebruikt om de achter-
kant open te houden. IJzeren wiggen mogen niet
worden gebruikt.
Het gereedschap dragen
Alvorens het gereedschap te dragen, trekt u altijd de
kettingrem aan en haalt u de accu’s van het gereed
-
schap af. Breng vervolgens de zaagbladschede aan.
Plaats ook het accudeksel op de accu.
►
Fig.32:
1.
Zaagbladschede
2.
Accudeksel
ONDERHOUD
LET OP:
Zorg altijd dat het gereedschap is
uitgeschakeld en de accu ervan is verwijderd
alvorens te beginnen met onderhoud of inspectie.
LET OP:
Draag bij inspectie- of onderhouds-
werkzaamheden altijd handschoenen.
KENNISGEVING:
Gebruik nooit benzine, was-
benzine, thinner, alcohol en dergelijke. Hierdoor
kunnen verkleuring, vervormingen en barsten
worden veroorzaakt.
De zaagketting slijpen
Slijp de zaagketting als:
•
Poederachtig zaagsel wordt geproduceerd tijdens
het zagen van vochtig hout;
•
De zaagketting moeizaam in het hout bin
-
nendringt, zelfs wanneer hoge druk wordt
uitgeoefend;
•
De zaagsnijrand duidelijk beschadigd is;
•
De kettingzaag naar links of rechts trekt in het
hout. (veroorzaakt door een ongelijkmatige
scherpte van de zaagketting, of een beschadiging
aan slechts een kant)
Slijp de zaagketting veelvuldig, maar iedere keer
slechts weinig. Twee of drie bewegingen met een vijl
zijn doorgaans voldoende voor regelmatig bijslijpen.
Als de zaagketting meerdere malen is bijgeslepen,
laat u deze een keer slijpen door een in ons erkende
servicecentrum.
Criteria bij het slijpen:
WAARSCHUWING:
Een buitensporige
afstand tussen de zaagsnijrand en de dieptevoe-
ler vergroot de kans op terugslag.
►
Fig.33:
1.
Lengte van het mes
2.
Afstand tus-
sen de zaagsnijrand en de dieptevoeler
3.
Minimumlengte van het mes (3 mm)
— Alle messen moeten gelijk van lengte zijn. Door
een verschillende lengten van messen kan de
zaagketting niet gelijkmatig lopen en kan de zaag
-
ketting breken.
— Slijp de zaagketting niet verder als de lengte van
de messen 3 mm of korter is. De zaagketting moet
worden vervangen door een nieuwe.
Summary of Contents for AS3835
Page 2: ...Fig 1 2 1 17 3 4 5 6 11 13 15 12 18 7 8 10 16 9 14 Fig 2 1 2 3 Fig 3 1 2 Fig 4 2 ...
Page 3: ...1 2 Fig 5 1 Fig 6 2 1 Fig 7 2 3 1 2 3 1 Fig 8 1 Fig 9 1 Fig 10 3 ...
Page 4: ...1 Fig 11 1 2 Fig 12 1 Fig 13 1 Fig 14 2 1 3 Fig 15 2 1 Fig 16 1 2 Fig 17 2 3 1 Fig 18 4 ...
Page 5: ...2 1 Fig 19 1 2 Fig 20 Fig 21 Fig 22 Fig 23 Fig 24 Fig 25 A B A B Fig 26 5 ...
Page 7: ...1 2 Fig 35 30 1 5 1 Fig 36 Fig 37 Fig 38 Fig 39 2 1 Fig 40 1 2 Fig 41 1 2 Fig 42 7 ...