7
NL
3. ONDERDELEN CONTROLEREN
Controleer de volgende elementen alvorens de motor
te starten:
■
Brandstoflekkage uit de brandstofslang etc.
■
Bouten en moeren op loszitten.
■
Onderdelen op beschadiging of breuk.
■
Dat de generator niet op of tegen andere
bedrading in de buurt staat.
4. CONTROLEER DE OMGEVING VAN DE
GENERATOR
■
Als u naar de radio luistert in de buurt van de
generator, kan er storing optreden in de
radiogolven, waardoor het geluid van de radio
verslechtert.
■
Als zo’n aardgeleider of geaarde elektrode niet
beschikbaar is, verbindt u de aardaansluiting van
de generator met de aardaansluiting van het
gereedschap of het apparaat dat u gebruikt.
(Zie Afb.
2
2
2
2
2
-
u
u
u
u
u
,
3
3
3
3
3
-
r
r
r
r
r
)
q
AANSLUITING AARDE
w
AARDING SPUNT
5. GEBRUIKSAANWIJZING
(Zie Afb.
4
4
4
4
4
)
1. DE GENERATOR STARTEN
(a) Zorg dat het apparaat niet is aangesloten.
(b) Draai de aan/uit-schakelaar naar de stand “
”
(CHOKE). (Als de motor warm is of als de
temperatuur hoog is, start dan de motor met de
schakelaar op de stand “ ” (
DRAAIEN)).
(Zie Afb.
4
4
4
4
4
-
q
q
q
q
q
)
(c) Trek langzaam aan de trekstarter totdat u het
compressiepunt passeert (u voelt weerstand), laat
de starter dan terugkomen in zijn oorspronkelijke
positie en geef een flinke ruk. (Zie Afb.
4
4
4
4
4
-
w
w
w
w
w
)
q
HANDVAT TREKSTARTER
w
GEEF EEN FLINKE RUK
(d) Laat na het starten de trekstarter terugkeren in zijn
oorspronkelijke positie waarbij u het handvat vast
blijft houden.
NB
Als de motor na verscheidene pogingen nog niet
start, herhaalt u de hierboven genoemde procedure
met de aan/uit-schakelaar in de stand “ ” (
DRAAIEN).
Controleer elke keer voor u de generator
gebruikt het oliepeil, zoals op pagina 6
beschreven.
PAS OP
■
Sluit geen kapotte apparaten, snoeren of
stekkers aan.
■
Zorg dat er geen apparaten aangesloten
zijn op de generator als u hem aanzet.
Als u de generator opstart terwijl er een
apparaat op is aangesloten, kan dat
leiden tot schade aan de generator en/
of het apparaat en tot verwondingen bij
u zelf.
PAS OP
5. DE GENERATOR AARDEN
■
Om de generator te aarden verbindt u de
aardaansluiting van de generator met de in de
grond geslagen pin of met de geleider die al
geaard is. (Zie Afb.
3
3
3
3
3
-
r
r
r
r
r
)
Zorg dat u elke waarschuwing om brand te
voorkomen ter harte neemt.
■
Vul de tank niet bij als de motor draait of
heet is.
■
Voordat u brandstof bijvult, moet u de
aan/uit-schakelaar op de stand “ ” (
STOPPEN) zetten.
■
Zorg dat u geen stof, water of andere
vreemde stoffen in de brandstof brengt.
■
Veeg gemorste brandstof goed af
alvorens de motor te starten.
■
Houd open vuur uit de buurt.
WAARSCHUWING
Zorg dat u elke waarschuwing om brand te
voorkomen ter harte neemt.
■
Houd de ruimte vrij van brandbare of
andere gevaarlijke materialen.
■
Zorg dat de generator op zijn minst op 1
meter afstand staat van gebouwen of
andere bouwwerken.
■
Gebruik de generator uitsluitend in een
droge, goed geventileerde ruimte.
■
Houd de uitlaat vrij van vreemde
voorwerpen.
■
Houd de generator uit de buurt van open
vuur. Niet roken!
■
Plaats de generator op een stevige en
vlakke ondergrond.
■
De luchtopeningen van de generator niet
afdekken met papier of ander materiaal.
WAARSCHUWING
Summary of Contents for GE-1100
Page 3: ...LW A ...