Gebruiksaanwijzing Multitec
35
Drive Medical GmbH & Co. KG | Versie: 13.03.2018 | Onder voorbehoud van wijzigingen
NL
Van de stoep afrijden:
De begeleider plaatst de rolstoel recht naar voren met
de rugleuning naar de stoep en kantelt deze naar ach-
teren tot de rolstoel in evenwicht is. Daarna duwt hij/
zij de rolstoel naar voren tot de achterwielen de weg
raken, nadat de rolstoel over de hindernis is gereden.
Vervolgens laat hij/zij de rolstoel langzaam op de grond
zakken.
Trappen overwinnen:
Omdat het overwinnen van trappen moeilijk is, wordt in-
zet van twee begeleiders aanbevolen: één begeleider
voor de rolstoel en één erachter.
De begeleider achter de rolstoel kantelt de stoel totdat
deze in evenwicht is. Daarna houdt hij/zij de rolstoel te-
gen de eerste trede, waarbij de handgrepen stevig wor-
den vastgehouden om de stijging mogelijk te maken.
De begeleider aan de voorkant van de rolstoel houdt de
zijframes stevig vast aan de voorkant en tilt de stoel over
de treden, terwijl de andere begeleider één voet op de
volgende trede plaatst en de eerste beweging herhaalt.
Laat de zwenkwielen van de rolstoel niet zakken voordat
de begeleider aan de voorkant van de rolstoel de laatste
trede heeft beklommen.
De trap afdalen gaat op dezelfde wijze, maar dan in om-
gekeerde volgorde.
Probeer de rolstoel nooit op te hijsen aan willekeuri-
ge verwijderbare onderdelen (zoals de armleuningen,
beensteunen of voetsteunen).
Vermijd het gebruik van een roltrap.
RIJDEN OP HELLINGEN
Het is raadzaam hellingen met een stijging van meer
dan 9° te vermijden. Bij sterkere stijgingen is er een risi-
co dat de rolstoel omvalt wanneer de wielen doordraai-
en of bij scheef over de helling rijden.
Hellingen oprijden:
Buig uw bovenlichaam naar voren en draai de hoepels
met snelle rukken om een redelijke snelheid te berei-
ken. Wanneer u wilt stoppen om uit te rusten op uw pad,
gebruikt u de beide remmen zonder meer tegelijkertijd.
Hellingen afrijden:
Buig uw bovenlichaam naar achteren en laat de hoepels
door uw handen glijden, waarbij u er zeker van moet zijn
dat u de snelheid en richting onder controle hebt.
Vermijd snelle veranderingen van richting en probeer
nooit een helling diagonaal op of af te rijden. Probeer
de rolstoel ook niet tijdens het oprijden te draaien.
De rolstoel is niet geschikt als stoel waarin u een auto
bestuurt.
OPWARMING DOOR DE ZON OF DOOR VERWAR-
MINGSELEMENTEN
De rolstoel mag niet continu aan temperaturen boven
+40°C worden blootgesteld. Anders kunnen de onder-
delen van het frame en de zitting en rug- en armleunin-
gen heet worden, wat kan leiden tot brandwonden.
• Als u in staat bent om min of meer rechtop te staan en
als uw bovenlichaam sterk en lenig genoeg is, kunt u
zelf naar voren buigen en u naar de andere zitplaats
verplaatsen. Vouw de voetenplank op en draai de voe-
tensteun/beensteun opzij om de weg vrij te maken.
Buig uw lichaam naar voren terwijl u op de twee arm-
leuningen steunt en richt u op. Vervolgens schuift u
uw lichaam in de richting van de plaats waar u wilt
zitten terwijl u uw gewicht verdeelt over uw armen en
handen.
VERPLAATSING NAAR VOREN
Als deze beweging voor u moeilijk is, is ondersteuning
van een begeleider of een verpleger aanbevolen voor
een zo eenvoudig en veilig mogelijke verplaatsing. Zet
de beide remmen vast en zorg ervoor dat de beide
zwenkwielen naar voren zijn gericht. Let er daarbij op,
dat u bij uw verplaatsing in geen geval op de remmen
mag leunen.
Pak dan de greep van de armleuningen stevig vast,
steun op uw armen om u een beetje op te richten, en
vervolgens kan uw begeleider u helpen bij de voltooiing
van uw verplaatsing.
• Plaats uzelf zo dicht mogelijk bij de plaats waar u wilt
gaan zitten.
• Ga bij uw verplaatsing zo ver mogelijk naar achteren
op de zitting van uw rolstoel zitten om te voorkomen
dat het zitkussen beschadigd raakt of dat de rolstoel
naar voren kantelt.
• Zet de twee remmen vast. Deze mogen in geen ge-
val worden gebruikt voor ondersteuning van uw
plaatsverwisseling.
• Steun nooit op de voetsteunen wanneer u in de rol-
stoel gaat zitten of uit de rolstoel opstaat.
KANTELEN, HINDERNISSEN OVERWINNEN, ZOALS
STOEPRANDEN
Zo komt u op de stoep:
Uw begeleider plaatst de rolstoel vooruit rijdend voor
de stoep. Hij/zij kantelt de rolstoel naar achteren tot de
zwenkwielen het voetpad bereiken, duwt de rolstoel
naar voren totdat de achterwielen tegen de stoeprand
staan en duwt de rolstoel opnieuw tot de achterwielen
over de stoeprand rijden.
Gebruik van de kantelhulp
Wanneer u de rolstoel over stoepranden en drempels
wilt rijden, drukt u met één voet (links of rechts) krachtig
op de kantelhulp terwijl u de duwgrepen omlaag drukt.
Hiermee wordt de rolstoel aan de voorzijde gemakkelij-
ker opgetild. Zorg dat u hierbij stevig staat.