Gebruiksaanwijzing Litec 2G
19
Drive Medical GmbH & Co. KG | Versie: 30.01.2018 | Onder voorbehoud van wijzigen
NL
Rugleuning instellen
U kunt de spanning van de rugleuning bekleding aanpas-
sen door de bevestinging te verplaatsen naar positie 1 of
2 ( Afb. 10-11 )
10
11
1
2
Armleuningen instellen
De rolstoel wordt compleet geleverd met gemonteerde
armleggers. De armleggers zijn uitwisselbaar. Afhankelijk
van de bestelling kunnen de armsteunen als korte of lange
armsteun worden ingesteld. U stelt deze in door de schro-
ef van de armsteun. De armsteun kan vervolgens in de
gewenste positie worden geschoven. (afb. 12 +13).
9
23
22
20
21
13
12
15
14
Draai de schroef weer vast!
U kunt de armleuning naar achteren zwenken door de ont-
grendelingshendel aan de voorkant van de armleuning te
bedienen en deze ingedrukt te houden terwijl u gelijktijdig
de armleuning omhoog trekt, totdat de armleuning vrij is.
Vervolgens kunt u de armleuning naar achteren wegzwen-
ken. (afb. 13+14).
Handrem (optioneel) instellen en gebruiken
Bij levering is de optionele handrem voor de begeleider
correct ingesteld. Als de rem niet naar wens werkt, kan
deze door uitdraaien van de instelschroef sterker en door
indraaien zwakker worden ingesteld. Om de rem in te stel-
len, draait u eerst de contramoer los en daarna kiest u de
gewenste instelling. Vervolgens moet u absoluut de cont-
ramoer weer aanhalen. Houd daarbij de instelschroef vast
met een tang. (afb. 16).
18
16
17
Als de begeleider de rolstoel moet afremmen, trekt hij/zij
aan de grepen van de beide remgrepen. Wilt u de remmen
vergrendelen (bijvoorbeeld om te parkeren), dan kunt u
de remgrepen vergrendelen in de remstand door de ver-
grendelingsklep met een vinger naar voren te drukken tot
deze vastklikt. Wanneer u de rem weer wilt ontgrendelen,
drukt u aan de achterkant op de vergrendelingsklep. (afb.
17+18).
Als u wegloopt van een rolstoel waarop iemand zit, is
het van het grootste belang dat u ook de parkeerrem
activeert (zie de vorige alinea).
Parkeerrem instellen en gebruiken
Bij levering is de parkeerrem volgens de configuratieto-
estand correct ingesteld. Als u de wielpositie hebt gewi-
jzigd, moet de instelling van de remmen eventueel ook
worden gewijzigd.
Daartoe draait u de beide
schroeven aan de onderzi-
jde van de betreffende rem
los en verschuift u de hele
eenheid over de geleider
zo dat er 10 cm afstand is
tussen de rembout en de
band. Haal vervolgens de
beide schroeven weer aan,
zodat de parkeerrem opti-
maal is ingesteld. (afb. 19).
Controleer of alle schroeven zijn teruggeplaatst en
zijn aangehaald!
Als u de parkeerrem wilt gebruiken, drukt u de remhendel
krachtig naar voren totdat deze voelbaar vastklikt. De par-
keerrem is dan geactiveerd. Als u de rem wilt deactiveren,
trekt u de remhendel weer naar u toe zodat de rem wordt
ontgrendeld. (afb. 20+21).
Controleer altijd of de parkeerrem is vergrendeld
door te proberen of u de rolstoel kunt bewegen.
Om een transfer te maken van of naar de rolstoel
kunt u de remhendel wegklappen om de transfer te
vereenvoudigen. Om de remhendel weg te klappen
moet u eerst aan de hendel trekken. U kunt hem
daarna omklappen. (afb. 22+23).