113
07/10
Daar er een beschermdiode in de laadstroomkring van de zender geïntegreerd is, kunnen er geen opladers gebruikt
worden die de laadstroom kort onderbreken om de momentele accuspanning te meten. In dit geval dienen de accu´c
voor het opladen uit de zender te worden genomen.
Let op!
Het bij het model geleverde laadnetonderdeel dient uitsluitend voor aansluiting van de belancer (zie afb.
6). Het mag niet gebruikt worden voor het opladen van de zenderaccu's. Door de hoge spanning kunnen
de accu's, de zender of ook wel het laadapparaat storingen krijgen. In dit geval bestaat er een acuut
gevaar voor brand en explosies!
c) Zender inschakelen
Als er nieuwe batterijen geplaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender in met behulp van de
functieschakelaar (zie afb. 1, positie 8). Op de LED-balkaanduiding voor bedrijfsspanning (zie afb. 1, pos. 14) kan de
spanningsstatus van de zenderbatterijen/accu's afgelezen worden.
Bij voldoende spanningstoevoer lichten de rode, gele en tot 3 groene lichtdioden op (LEDs).
Als er niet meer genoeg stroom is voor de juiste werking van de zender, zullen de groene LEDs uitgaan. In dit geval
dient u het gebruik van uw model zo snel mogelijk te stoppen. Bij een spanning onder 7 V zal ook de gele LED uitgaan.
Als u de zender wilt blijven gebruiken, dienen de accu´s opnieuw te worden opgeladen of nieuwe batterijen te worden
geplaatst.
Om het memory-effect bij NiCd-accu's te voorkomen dient u het laadapparaat pas aan te sluiten wanneer de accu's
geheel ontladen zijn.
Bindingsweergave
Direct na inschakeling van de zender licht de bindings-
aanduiding (zie ook afb. 1, pos. 9) kort op en gaat vervolgens
ca. 3 seconden lang, snel knipperen. Dat betekent dat de
zender op dit moment coderingssignalen overdraagt.
Na de 3 seconden blinkt de aanduiding op de zender
tweemaal en licht daarna blijvend op. De zender is nu
gebruiksklaar.
Verdere informatie over de bindingsfunctie,kunt u nalezen
in hoofdstuk 10, onder de sectie "Bindingfunctie".
d) Instellen van de zenderantenne
De meest optimale zenderstraling voor het model heeft u wanneer u de antenne zodanig afstelt, dat deze in een hoek
van 90° tot de rechtstreekse verbindingslijn zender/ontvanger staat.
De slechtste afstraling van het zendsignaal heeft u, als u met de punt van de antenne direct op het model wijst.
Afb. 5