NL
- 63 -
6. Bediening
6.1 Laden van de LI-accupack (
fi
g. 2-3)
1. Accupack (5) uit de handgreep trekken, terwi-
jl u de grendelknop (8) naar beneden drukt.
2. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenkomt met de beschikbare
netspanning.
3. Steek de lader (6) in het stopcontact en ver-
bind de laadkabel (a) met de accu (5). De 3
LEDs aan de accu-capaciteitsindicator (10)
signaleren dat de accu wordt geladen.
- Accu ontladen: alle 3 de LEDs knipperen
afwisselend
- 1/3 opgeladen: linker LED brandt, middelste
en rechter LED knipperen afwisselend
- 2/3 opgeladen: linker en middelste LED
branden, rechter LED knippert
4. Als het laden na ca. 3-5 h is beëindigd, dan
branden alle 3 de LEDs gedurende ongeveer
10 min. Verwijder de lader van de accu.
5. Als alle 3 de LEDs gelijktijdig knipperen, dan
is de temperatuur van de accu onder- resp.
overschreden. Verwijder de lader van de
accu, laat de accu één dag bij ruimtetempe-
ratuur liggen en probeer het opnieuw.
6. Als de fout nog steeds verschijnt, dan is de
accu defect. Een defecte accu mag niet meer
gebruikt resp. geladen worden. Isoleer de
lader van de accu.
Als het accu-pack niet kan opgeladen worden,
vergewis U zich dan dat de
•
netspanning aan het stopcontact voorhanden
is
•
en dat een perfect contact van de laadcon-
tacten van de oplader verzekerd is.
Als het laden van het accu-pack nog altijd niet
mogelijk is, gelieve dan
•
de oplader
•
en het accu-pack
aan onze service-afdeling te sturen.
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het aan te raden om tijdig voor het
herladen van de LI accupack te zorgen. Dit is
in ieder geval noodzakelijk wanneer u vaststelt
dat het vermogen van de accuschroevendraaier
vermindert.
6.2 Koppelafstelling (
fi
g. 4, pos. 1)
Let op! Stelring voor het koppel enkel bij stil-
stand instellen.
De accuschroevendraaier is voorzien van een
mechanische koppelafstelling.
Het koppel voor een bepaalde schroefgrootte
wordt aan de stelring ingesteld. Het koppel is af-
hankelijk van meerdere factoren:
•
van de aard en de hardheid van het te bewer-
ken materiaal
•
van de aard en de lengte van de gebruikte
schroeven
•
van de eisen die aan de schroefverbinding
gesteld worden.
Het bereiken van het koppel wordt door het rate-
lend ontkoppelen van de koppeling gesignaleerd.
6.3 Boren (
fi
g. 4, pos. 1)
Om te boren brengt U de instelring voor het kop-
pel in de laatste stand ”boor” (
fi
g. 1). In de stand
”boren” is de slipkoppeling buiten werking. Tijdens
het boren is het maximumkoppel beschikbaar.
6.4 Draairichtingsschakelaar (
fi
g. 5, pos. 3)
Met behulp van de schuifschakelaar boven de
in-/uitschakelaar kunt U de draairichting van Uw
accu-schroefmachine instellen en de machine
tegen ongewild inschakelen beveiligen. U kunt
kiezen tussen links- en rechtsdraaiend. Teneinde
een beschadiging van het drijfwerk te voorkomen
mag alleen in stilstand op een ander draairichting
omgeschakeld worden. Als de schuifschakelaar
in het midden staat, is de in-/uitschakelaar geb-
lokkeerd.
6.5 In-/uitschakelaar (
fi
g. 5, pos. 4)
Met de in-/uitschakelaar kunt U de snelheid
traploos regelen. Hoe meer U de schakelaar
indrukt, hoe hoger is het toerental van Uw accu-
schroefmachine.
6.6 Verschakelen versnelling 1 - versnelling 2
(
fi
g. 4, pos. 7)
Naargelang van de stand van de omschakelaar
kunt u met een hoger of lager toerental werken.
Het overschakelen naar een ander toerental mag
enkel in stilstand gebeuren teneinde het aandrijf-
mechanisme niet te beschadigen.
Anl_TC_CD_18_2_Li_SPK7.indb 63
Anl_TC_CD_18_2_Li_SPK7.indb 63
07.06.16 08:57
07.06.16 08:57