09/2018 - Art. Nr. 4200 1092 1400A
16
Service
Storingen verhelpen
Oorzaken en verhelpen van
storingen
Bij storingen moeten de principiële
voorwaarden voor een goede werking
worden gecontroleerd:
1.
Is er stroom aanwezig?
2.
Is er gasdruk aanwezig?
3.
Is de gasafsluiter geopend?
4.
Is alle regel- en
veiligheidsapparatuur, zoals
ketelthermostaat, beveiliging
watertekort, eindschakelaars enz.
correct ingesteld?
Als de storing blijft bestaan, de volgende
tabel gebruiken.
De componenten die met veiligheid
verband houden, mogen niet worden
gerepareerd, en moeten door onderdelen
met hetzelfde bestelnummer worden
vervangen.
Gebruik alleen originele
onderdelen van de fabrikant.
Aanwijzing:
Na iedere ingreep:
• Onder de werkelijke
werkingsvoorwaarden (deuren
gesloten, kap gemonteerd enz.) de
verbranding controleren en alle
leidingen op dichtheid controleren.
• De resultaten in de betreffende
documenten noteren.
Storing
Oorzaak
Verhelpen
Brander start na thermostaatuitschakeling niet.
Er is geen storingsweergave op de
verbrandingsautomaat.
Geen of te lage netspanning.
Storing van de automaat
Oorzaak van te lage spanning of van
stroomonderbreking opsporen.
De automaat vervangen.
De brander start niet
Gasdruk normaal
Luchtdrukschakelaar in orde
geen verzoek om warmte
onvoldoende gasdruk
Gasdrukbewaker verplaatst of defect
Luchtdrukschakelaar bevindt zich niet in
rusttoestand
De thermostaat is defect of ontregeld.
Gasleidingen controleren
Filter reinigen.
Gasdrukbewaker controleren of compacte
gas-unit vervangen.
Luchtdrukschakelaar instellen, vervangen
De thermostaten instellen of vervangen
De brander start bij het onder spanning
plaatsen gedurende zeer korte tijd, stopt dan en
zendt volgend signaal uit:
-
De automaat werd opzettelijk uitgeschakeld.
Automaat ontgrendelen.
De brander start niet
Luchtdrukschakelaar : niet in rusttoestand
Foutieve instelling
Contact gelast
Drukschakelaar opnieuw instellen
De drukschakelaar vervangen.
De branderventilator start. De brander start
niet.
Luchtdrukschakelaar het contact sluit niet.
Druksensor controleren (vreemde voorwerpen)
en bekabeling controleren.
De branderventilator start. De brander start
niet.
Strooilicht bij de voorventilatie of
voorontsteking.
Klep controleren. Vlambewaking controleren.
Brander start, ontsteking schakelt in, dan
afbreking
Geen vlam na afloop van de beveiligingstijd.
Het gasdebiet is foutief ingesteld
Storing in het vlambewakingscircuit
Geen ontstekingsvonk.
Elektrode(n) kortgesloten
Ontstekingskabel beschadigd of defect
Ontstekingstrafo defect.
Verbrandingsautomaat
Magneetkleppen openen niet.
Klemmen van de kleppen.
Gasdebiet regelen
Toestand en stand van de ioniseringssonde
t.o.v. de massa controleren.
Toestand en aansluitingen van de
ionisatiecircuit controleren (kabel en
meetbrug).
Elektrode(n) instellen, reinigen of vervangen.
De kabel(s) aansluiten of vervangen.
Trafo vervangen
De automaat vervangen.
Bekabeling tussen automaat en externe
componenten controleren.
Compacte gas-unit vervangen.
Kleppen vervangen.
De brander stopt in werking.
Luchtdrukschakelaar Contact opent bij de start
of tijdens werking.
De luchtdrukschakelaar instellen of vervangen.
De brander stopt in werking.
De vlam verdwijnt in werking.
Circuit van de ionisatiesonde controleren.
Verbrandingsautomaat controleren of
vervangen.