8
3.3
BEVESTIGEN VAN DE STOEL
(Afb. 3.3)
Monteer de stoel (1) op de plaat (2) met behulp
van de schroeven (3).
3.4
MONTAGE VAN DE VOORBUMPER
(indien aanwezig)
• Bumper Type “I” (Afb. 3.4)
• Bumper Type “II” (Afb. 3.5)
Monteer de voorbumper (1) aan de onderkant
van het frame (2) met behulp van de vier schroe
-
ven (3).
3.5
MONTEREN EN DE ACCU
AANSLUITEN (Afb. 3.6 - 3.7)
Voor toegang tot de batterij (1), moet men het
inspectieluikje (2) verwijderen, dat bevestigd is
door een slot (3).
Sluit eerst de rode draad (4) aan op de positieve
klem (+) en da de zwarte draad (5) op de nega
-
tieve klem (–) met behulp van de bijgeleverde
schroeven, zoals aangeduid.
Besmeer de klemmen met siliconevet en let op
de correcte positie van de beschermdop van de
rode draad (4).
Hermonteer het inspectieluikje (2), en zet het
vast met het slot (3).
BELANGRIJK
Zorg er altijd voor de accu vol
-
ledig op te laden en volg hierbij de aanwijzingen
die in het instructieboekje van de accu staan
aangegeven.
BELANGRIJK
Om te voorkomen dat het
beveiligingssysteem van de elektronische kaart
in werking treedt, dient het starten van de motor
absoluut vermeden te worden alvorens de accu
volledig opgeladen is!
4. BEDIENINGSELEMENTEN
4.1
STUURWIEL (Afb. 4.1 n.1)
Hiermee kunnen de voorwielen bestuurd wor
-
den.
4.2
GASHENDEL (Afb. 4.1 n.2)
Hiermee kan het toerental van de motor bepaald
worden. De diverse standen staan als volgt aan
-
geven op de sticker:
«STARTER» koud starten
«LANGZAAM» minimaal toerental van de
motor
«SNEL» maximaal toerental van de motor
– De «STARTER» stand veroorzaakt een ver
-
rijking van het mengsel en dient alleen te wor
-
den gebruikt bij de start met een koude motor,
uitsluitend voor zolang dit strikt nodig is.
– Tijdens het rijden dient er een stand tussen
«LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te wor
-
den.
– Zet de gashendel tijdens het maaien in de
«SNEL» stand.
4.2a
COMMANDO STARTER
(indien voorzien) (Afb. 4.1 n.2)
Dit veroorzaakt een verrijking van het mengsel
en dient alleen te worden gebruikt bij de start
met een koude motor, uitsluitend voor zolang dit
strikt nodig is.
4.3
CONTACTSLOT (Afb. 4.1 n.3)
Het contactslot heeft drie verschillende stan
-
den:
«STOP» alles is uitgeschakeld;
«DRAAIEN» alle diensten zijn
ingeschakeld;
«START» schakelt de startmotor aan.
– Zodra vanuit de «START» stand de sleutel
losgelaten wordt, komt deze vanzelf weer in
de «DRAAIEN» stand terug.
4.4
HANDREM (Afb. 4.1 n.4)
De handrem voorkomt dat de machine gaat
rijden na het parkeren. De hendel heeft twee
standen:
«
A
» = Rem uitgeschakeld
«
B
» = Rem ingeschakeld
– Om de handrem in te schakelen dient het
pedaal (4.21 ofwel 4.31) volledig te worden
ingetrapt en de hendel in stand «B» gezet te
worden; als de voet van het pedaal gehaald
wordt blijft het in deze lage stand staan.
– Om de handrem weer uit te schakelen dient
het pedaal (4.21 ofwel 4.31) weer te worden
ingetrapt, waarna de hendel automatisch te
-
Summary of Contents for KJK 102H Series
Page 2: ......
Page 6: ... 2 3 3 1 5 4 1 3 6 2 3 3 5 4 1 3 5 3 7 A B B A 4 1 ...
Page 7: ... 5 R 2 3 4 N 1 4 2 B A F R N 4 3 1 1 5 1 5 2 MAX MIN 5 3 5 4 ...
Page 9: ...1 3 1 2 1 2 1 3 6 1 1 3 5 15 5 14 5 16 2 1 6 3 6 4 6 2 ...
Page 10: ...6 5 1 1 2 1 4 4 3 3 5 6 8 7 6 6 6 8 6 7 ...
Page 11: ...8 1 37 36 34 35 33 38 39 40 41 44 42 43 45 46 ...