NL
90
maaien moet de bestuurder goed opletten en
voortdurend controleren of er geen obstakels of
personen aanwezig zijn.
Gebruik op hellingen
LET OP
- Schakel de parkeerrem altijd in voordat u de machine
stilzet en onbeheerd achterlaat.
- Begin op hellende terreinen zeer voorzichtig te rijden om
te voorkomen dat de machine steigert.
- Verlaag op hellende terreinen de snelheid voordat u van
richting verandert.
- Schakel het snelheidsregelingspedaal voor het achteruit
rijden nooit in om de snelheid tijdens een afdaling te
verlagen: dit kan verlies van controle over de machine tot
gevolg hebben, vooral op gladde terreinen.
Tijdens het gebruik op hellingen is het risico op controleverlies en
kanteling van de machine het grootst. Beide gevallen kunnen
ernstige schade of zelfs de dood tot gevolg hebben. Ga zeer
voorzichtig te werk. Als u de helling niet kunt nemen of als u zich
er onzeker over voelt, maai het gras op de helling dan niet.
LET OP: Zet de maai-unit tijdens de afdaling op de
laagste stand om het zwaartepunt van de machine te
verlagen en hem stabieler te maken.
Controleer de snelheid tijdens de afdaling met het
snelheidsregelingspedaal (om het remeffect van de
hydrostatische overbrenging te benutten) en met de gashendel.
Ga als volgt te werk om op hellingen te werken:
- Maai in stijgende en dalende richting, maar niet overdwars.
- Rijd nooit met de machine op hellingen met een
hellingsgraad van meer dan 10° (17%).
- Start of stop de machine niet op een helling. Als de
luchtbanden beginnen te slippen, stop dan het mes en daal
de helling langzaam af.
- Rijd altijd op een gelijkmatige en matige snelheid.
- Verander niet plotseling van snelheid of van richting.
- Vermijd zo veel mogelijk om bochten te nemen. Als het echt
noodzakelijk is, stuur dan langzaam en geleidelijk naar
beneden. Rijd op lage snelheid. Maak kleine bewegingen
met het stuurwiel.
- Let op en voorkom om over voren, gaten en oneffenheden
te rijden. Bij oneffen terrein kan de machine gemakkelijker
kantelen. Lang gras kan obstakels verbergen.
- Maai of stop niet in de buurt van bermen, sloten of
ophogingen. De machine kan plotseling kantelen als een
wiel de rand van een afgrond of een sloot overschrijdt of als
de berm verzakt.
- Maai het gras niet wanneer het nat is. Het terrein is dan glad
en de banden zouden hun grip kunnen verliezen waardoor
de machine kan gaan slippen.
- Probeer de machine niet stabiel te maken door een voet op
de grond te zetten.
- Let op de nabijheid van scherpe hoeken, struikgewas, bomen
of andere voorwerpen die het zicht belemmeren.
Kinderen
- Wanneer niet op kinderen in de buurt van de machine wordt
gelet, kan dit zeer ernstige schade tot gevolg hebben.
Kinderen hebben vaak veel belangstelling voor de machine
en de maaiwerkzaamheden en worden erdoor aangetrokken.
- Houd kinderen uit de buurt van het maaigebied en onder het
toeziend oog van een andere volwassene.
- Zorg ervoor de machine uit te zetten wanneer kinderen het
maaigebied betreden.
- Kijk voor en tijdens het achteruitrijden achterom en omlaag
om u ervan te verzekeren dat er geen kleine kinderen zijn.
- Vervoer nooit kinderen. Ze kunnen vallen en ernstig letsel oplopen
of een veilige manoeuvre van de machine verhinderen.
- Sta kinderen nooit toe om de machine te gebruiken.
6.1 Uit te voeren werkzaamheden voor de
ingebruikname
Voordat u begint te werken, moet een aantal controles en
werkzaamheden worden uitgevoerd om er zeker van te zijn dat
het werk goed en veilig wordt uitgevoerd.
De stoel afstellen
De stoel is met vier schroeven (C, Fig.6) bevestigd. Deze schroeven
moeten worden losgedraaid om er de stand van te wijzigen door
hem over de gaten van de steun te schuiven. Als u de juiste stand
gevonden hebt, draait u de vier schroeven weer aan.
De tank vullen
VOORZICHTIG: Het type benzine en olie dat gebruikt moet
worden, is vermeld in het instructieboekje van de motor.
Olie
VOORZICHTIG
- DE MACHINE WORDT ZONDER OLIE GELEVERD. Vul het
reservoir met motorolie voordat u de machine start. De
inhoud van het reservoir is ongeveer 1,4 liter.
- Het gebruik van de motor met onvoldoende olie kan ernstige
schade toebrengen aan de motor. Zorg ervoor dat de motor
uitgeschakeld is en op een vlakke ondergrond ligt als u hem
wilt controleren.
- Het gebruik van niet-reinigende olie of olie voor
tweetaktmotoren kan de levensduur van de motor verkorten.
Om bij de oliepeilstok te kunnen komen moet de stoel worden
gekanteld en het deksel (A, Fig.8) worden verwijderd. Draai
daarna de dop (B) los. Controleer het motoroliepeil bij afgezette
motor. Het peil moet zich tussen de streepjes MIN en MAX van
de peilstok bevinden.
Benzine
LET OP
- Benzine is een zeer brandbare brandstof. Wees zeer
voorzichtig tijdens het gebruik ervan. Rook niet en breng
geen vuur of vlammen in de buurt van de brandstof of de
machine.
- Benzine en benzinedampen kunnen bij inademing of
contact met de huid ernstig letsel veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig bij het hanteren van brandstof en
zorg voor voldoende ventilatie.
- Let op het risico voor vergiftiging door koolmonoxide,
een geurloze, giftige en dodelijke stof.
- Hanteer brandstof buiten waar geen vonken of vlammen zijn.
- Kies een kale ondergrond, stop de machine en laat hem
afkoelen voordat u benzine bijvult.
- Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie/benzine
mengsel. Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank
terechtkomt.
- Mors geen benzine op de kunststof delen om deze niet te
beschadigen. Bij toevallig lekken, onmiddellijk met water spoelen.
De garantie dekt geen schade veroorzaakt door benzine aan de
kunststof delen van de carrosserie of van de motor.
- Draai de dop langzaam los om druk te laten ontsnappen en om
te voorkomen dat er brandstof rond de dop naar buiten lekt.
- Maak het gebied rond de tankdop schoon om
verontreiniging te voorkomen.
- Voordat u de tankdop terugzet, de pakking schoonmaken en
inspecteren.
- Draai de dop van de tank stevig dicht nadat u brandstof hebt
bijgevuld. Het trillen van de machine kan leiden tot het
losraken van een niet goed afgesloten brandstofdop
waardoor brandstof gemorst kan worden.
- Veeg uit de machine gemorste brandstof weg en laat het restant
van de brandstof vervliegen. Loop 3 m weg van de plaats waar u
brandstof hebt bijgevuld voordat u de motor start.
- Probeer nooit gemorste brandstof te verbranden.
- Zet de machine nooit op een plaats met brandbare
materialen zoals droge bladeren, stro, papier, enzovoorts.
- Haal nooit de dop van de tank als de motor loopt.
Summary of Contents for Rider 72
Page 5: ...S1 S3 Q1 H1 Q0 B Q0 3 S6 X115 2 S2 S4 Q0 Q1 Q1 1 S3 S7 S1 S4 S2 S6 25 ...
Page 6: ......
Page 8: ......
Page 201: ......